21628 |
oord? |
oord:
Opm. is bepaalde dorp of plaats.
oard (Q028p Jabeek)
|
Betekenis en uitspraak van: oord? Graag uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21692 |
op de markt verkopen |
op de markt staan:
ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
op de mērt stōān (Q028p Jabeek)
|
verkopen, goederen op de markt gaan ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
29978 |
op steigerhoogte |
op steigerhoogte:
ǫp štīgǝrhȳx˱dǝ (Q028p Jabeek)
|
Gezegd van metselwerk dat zover is gevorderd, dat men gebruik moet gaan maken van een steiger of de bestaande steiger moet gaan verhogen. [N 31, 46b; monogr.]
II-9
|
25581 |
opbollen |
opkneden:
opknē̜ (Q028p Jabeek)
|
De afgewogen deegstukken opbollen. Het opbollen dient om een mooie ronde bol te verkrijgen, waardoor het vormen van het brood veel gemakkelijker kan geschieden, dan wanneer men dit van het direct afgewogen stuk moet doen (Schoep blz. 99). Verder dient het om de fijnheid van rijs te beïnvloeden en de kleefstof soepeler te maken. Het opbollen kan met de hand of machinaal plaatsvinden. [N 29, 34; N 29, 30b; monogr.]
II-1
|
25632 |
opbollen van het beschuitdeeg |
pofjes maken:
pøfkǝs mākǝn (Q028p Jabeek)
|
[N 29, 59a]
II-1
|
21548 |
openbare verkoop |
<omschr.> te koop:
ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
een hōēs (of lanjd) is te koop (Q028p Jabeek),
koopdag:
ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
de koopdāāg (Q028p Jabeek)
|
openbare verkoping van goederen, huisraad vooral [koopdag, uitroep?] [N 21 (1963)] || openbare verkoping van onroerende goederen [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18199 |
openbroek met linten |
flitsbodem:
[sic; flitsbodem?, rk]
flitsjbāōm (Q028p Jabeek)
|
vrouwen (onder)broek (vero) met zijsplitten en voorzien van linten in de pijpband waarmee de kousen worden vastgemaakt [boks] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
25150 |
opklaren |
opklaren:
opklāōre (Q028p Jabeek),
optrekken:
optrèkke (Q028p Jabeek)
|
opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25480 |
opslagplaats voor brood |
broodkamer:
brūatkāmǝr (Q028p Jabeek)
|
Het kan hier gaan om een aparte ruimte voor het opslaan van brood. Daarop wijzen woordtypen als "broodkamer", "broodmagazijn", "broodhok". De informant van L 270 vermeldt inderdaad dat het een ruimte is aansluitend naast de bakkerij. Andere woordtypen als "broodrek", "lader", "broodschap" duiden erop dat deze opslagplaats niet perse een apart vertrek hoeft te zijn. [N 29, 105d; N 29, 105e]
II-1
|
29980 |
optopper |
verlengstuk:
vǝrlɛŋštø̜k (Q028p Jabeek
[(meervoud: vǝrlɛŋštø̜kǝr)]
)
|
Houten paal waarmee de staander wordt verlengd. De optoppers worden met touwen aan de staanders vastgebonden en rusten op houten klossen die op de staanders zijn bevestigd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5b]
II-9
|