18693 |
pullover |
pullover:
pullover (Q028p Jabeek)
|
pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18615 |
puntmuts |
puntmuts:
puntmutsj (Q028p Jabeek),
puntmùtsj (Q028p Jabeek)
|
muts, wollen spits toelopende ~ met pluim of kwast [N 25 (1964)] || puntmuts, hoofdkapje dat van achteren spits toeloopt [N 25 (1964)]
III-1-3
|
30086 |
put |
lok:
lǭǝk (Q028p Jabeek)
|
Terugwijkend gedeelte van het metselwerk van een muur. [N 31, 47a]
II-9
|
18610 |
pyjama |
pyjama {pijama}:
pyjama (Q028p Jabeek)
|
pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)]
III-1-3
|
30182 |
raamwerk |
geraamte:
geraamte (Q028p Jabeek)
|
Het gehele timmergeraamte van verticale en horizontale balken. [N 4A, 52f; N 31, 45b; monogr.; N 4A, 52e]
II-9
|
19057 |
raar, vreemd |
raar:
raar (Q028p Jabeek)
|
raar [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
19576 |
ragebol |
spinnenkop:
eigen spellingsysteem
sjpènnekop (Q028p Jabeek)
|
ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)]
III-2-1
|
19977 |
rammelaar |
rammelaar:
remməlèr (Q028p Jabeek)
|
konijn, mannetje [DC 04 (1936)]
III-2-1
|
18413 |
rand van een hoed |
luif:
leuf (Q028p Jabeek)
|
luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20515 |
ranzig |
gats:
gàts (Q028p Jabeek)
|
ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|