e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P219p plaats=Jeuk

Overzicht

Gevonden: 4999
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een list gebruiken broddelen: brøͅdələ (Jeuk), troggelen: truggele (Jeuk) een list gebruiken bij het kaarten [finten] [N 112 (2006)] || Een list gebruiken bij het kaarten [finten]. [N 88 (1982)] III-3-2
een miskraam krijgen misval krijgen: misval krijgen (Jeuk) miskraam, Een ~ krijgen (opslagen, omslaan). [N 84 (1981)] III-2-2
een paard beslaan beslaan: bǝslō.n (Jeuk) Een paard van hoefijzers voorzien. Tijdens het beslaan wordt het paard in de hoefstal van de smidse geplaatst. De hoefsmid verwijdert eerst met behulp van de hoefhamer en de hoeftang het oude hoefijzer. Vervolgens bewerkt hij de hoef door middel van het hoefmes en de hoefrasp. Het nieuwe hoefijzer wordt gewoonlijk warm gepast. Daarvoor wordt het gelijkmatig donkerrood verhit en enige ogenblikken tegen de besneden hoef gehouden. Het ijzer moet overal dicht tegen de hoef passen; aan onverbrande plaatsen onder de hoef kan de smid zien dat deze nog met de hoefrasp moet worden bijgewerkt. Het ijzer wordt met hoefnagels aan de hoef bevestigd. De nagels worden daartoe eerst met behulp van de beslaghamer door de hoef geslagen. Dan worden de uitstekende uiteinden van de hoefnagels met de hoeftang tot op 3 mm afgeknepen. Het gedeelte van de hoefnagel dat nog uitsteekt, wordt vervolgens omgeslagen in een uitholling van de hoef die door middel van de onderkapper is gemaakt. Tot slot wordt de hoef soms nog met de hoefrasp bijgewerkt. [JG 1a; JG 1b; N 100, 17; monogr.] II-11
een pak slaag geven aftroeven: aftroeffe (Jeuk) pak slaag geven (batteren, foeksen, foempen, juinen, kletsen, naaien, peren, rossen, smeren, vegen). [N 84 (1981)] III-1-2
een pasgetrouwde vrouw de weg versperren vuur stoken: de buren gooiden stro op de weg en staken dit in brand, zodat de pasgetrouzden niet door konden. Ze moesten dan geld gooien voor een tractatie.  vuurstooke (Jeuk) Het gebruik om een pasgetrouwde vrouw de weg te versperren naar haar woning. [N 88 (1982)] III-3-2
een pen verliezen een pen smijten: pensmijte (Jeuk) Hoe zegt men: af en toe een pluim of pen verliezen? [N 93 (1983)] III-3-2
een priktol bovenhands uitwerpen kappen: kappe (Jeuk) een priktol [tol met een ijzeren punt die geworpen wordt] bovenhands uitwerpen, om er een andere mee te treffen [kampen, kappen, klodderen] [N 112 (2006)] III-3-2
een riek mest flok/vlok (mest): flǫk (Jeuk) Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.] I-1
een rozenhoedje bidden rozenhoedje bidden: Roezenhudje bidde (Jeuk) Een Rozenhoedje bidden [de roozekrans bèèje, ziech der roeëzekrans beëne?]. [N 96B (1989)] III-3-3
een ruit plaatsen ruiten inzetten: rǫwǝtǝ enzɛtǝ (Jeuk) Een ruit in de sponning plaatsen en met behulp van kleine spijkertjes, glaspennen en stopverf vastzetten. [N 67, 90c; monogr.] II-9