e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P219p plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
iemands overlijden aanzeggen doodsbrief schikken: doewdsbrief skikke (Jeuk), noden: (uitnodigen; Leuven).  nuje (Jeuk), te lijke noden: znd 32, 71;  de lijke nuje (Jeuk), te lijke nuje (Jeuk) buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [bidden, in de rouw verzoeken] [N 87 (1981)] || de buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [ZND 32 (1939)] || ter begrafenis noden, "ter lijk noden"[tser liech róffe] [N 96D (1989)] III-2-2
iep olm: olm (Jeuk) De iep; een snel groeiende boom die tot 18 m hoog kan worden me een brede kroon; vele iepen worden het slachtoffer van de iepziekte en verdwijnen snel (iep, olm) [N 82 (1981)] III-4-3
iets (leren) beheersen meester maken: meester maoken (Jeuk) een vaardigheid goed geleerd hebben [mannen, meester geraken] [N 85 (1981)] III-1-4
iets in acht nemen ontzien: ontzien (Jeuk) zorg dragen voor, in acht nemen [waren] [N 85 (1981)] III-1-4
iets onbelangrijks, nietigheid prul: prel (Jeuk) een voorwerp zonder waarde; een zaak van geen enkel belang [nietlig, nietigheid, dodeman, lacheding] [N 91 (1982)] III-4-4
iets opkroppen opkroppen: opkreppe (Jeuk) zijn verdriet of ongenoegen proberen verborgen te houden [opkroppen, kroppen] [N 85 (1981)] III-1-4
ijken pegelen: de gewichten pegelen (Jeuk), pegele (Jeuk, ... ) De gewichten ijken"(de gewichten van de winkeliers nazien of ze nog juist zijn). [ZND 36 (1941)] || gewicht nakijken om vast te stellen of ze het juiste gewicht hebben en, indien nodig, ze het juiste gewicht geven [ijken, ijkenen, pegelen] [N 89 (1982)] III-3-1
ijlen ijlen: ijle (Jeuk, ... ) Ijlen: door koorts verward, onsamenhangend spreken (ijlen, bazelen, raaskallen, baageren, dolen). [N 107 (2001)] || Ijlen: door koorts verward, onsamenhangend spreken (ijlen, bazelen, razen, raaskallen, delireren). [N 84 (1981)] III-1-2
ijsberen gejaagd lopen: gejaagd (Jeuk), nerveus gaan: nerveus gaan (Jeuk) Zenuwachtig heen en weer lopen (drentelen, ijsberen, gejaagd). [N 109 (2001)] III-1-2
ijsheiligen ijsheiligen: ijshellige (Jeuk) 12-14 mei, de ijsheiligen [ieshillieje]. [N 96C (1989)] III-3-3