e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P219p plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krentenbaard baardziekte: baardzikte (Jeuk), muilziekte: maalziekte (Jeuk) Uitslag, zweertjes op de lippen en de kin (krentenbaard, baardziekte). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)] III-1-2
krentenbrood krentenbrood: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  krentenbrood (Jeuk), krentenmik: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  krentenmik (Jeuk) krentenbrood [ZND 28 (1938)] III-2-3
kreukel kronkel: krənkel (Jeuk), Van het zitten.  krənkels (Jeuk), valse plooi: Van het strijken.  valse ploeije (Jeuk) Kreukel. Ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, fronsel, valse plooi, kneuker, freutel] [N 114 (2002)] || ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, kneuker, freutel] [N 86 (1981)] III-1-3
kreukelen kronkelen: krənkele (Jeuk), verkronkelen: verkreunelen (Jeuk), verkreunkelt (Jeuk), wringen: het wringt (Jeuk) Hoe noemt men het wanneer een kleed dat niet past, zich in plooien zet ? [ZND 32 (1939)] || zich in ongewenste plooien zetten, gezegd van een kledingstuk [kreukelen, kreuk] [N 86 (1981)] III-1-3
kreunen kreunen: krune (Jeuk) een zacht klagend geluid maken [kreunen, kermen, krengen, steunen, kriepen, kruchen] [N 85 (1981)] III-1-4
kreunen van de pijn keken: keekt (Jeuk), kreunen: krune (Jeuk) hij kreunt van de pijn [ZND 28 (1938)] || Kreunen van pijn (koorgaan, kermeneren, kermen). [N 84 (1981)] III-1-2
kreupelhout onderhout: onderhoot (Jeuk, ... ) Laag houtgewas met dooreengegroeide stammen en takken (onderhout). [N 82 (1981)] III-4-3
kribbebijter kribbijter: krebē̜tǝr (Jeuk) Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52] I-9
kriel kriel: krel (Jeuk) Het op twee na fijnste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kriel grover dan boulté en fijner dan kortmeel. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ en ɛbuilmolenɛ. Een aantal molenaars (Q 95, Q 176, Q 188, Q 241) maakt geen onderscheid tussen de verschilende soorten die tussen ɛbloemɛ en ɛzemelenɛ worden aangetroffen. Zij die wel verschillende benamingen gebruiken, noemen kriel en biest datgene wat het dichtste bij meel staat.' [JG 1b; Vds 248; Jan 243; Coe 220; Grof 247; N O, 38e] II-3
krijgertje spelen kat en muis spelen: kat en maosj (Jeuk), kat spelen: kat spelen (Jeuk, ... ) Het spel waarbij één kind anderen tracht in te halen en dan te tikken, waarna de getikte weer de vangman is (ook op dit spel bestaan talloze varianten; misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld werd) [letsen, hets geven, hetske jagen [N 88 (1982)] || Ze spelen krijgertje, ... katje enz.: het kinderspel waarbij een kind de andere naloopt en ze tracht te raken. [ZND 36 (1941)] III-3-2