e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P219p plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruisbes harenkroezel: kruisbes, met stekels  ourekroesel (Jeuk), kruisbes, met stekels De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).  ourekroesel (Jeuk), stekelbessen  hoore kroesels (Jeuk) kruisbes [N 82 (1981)] || stekelbes [N 92 (1982)] I-7
kruisbladige wolfsmelk mollekruid: mollekraud (Jeuk), rattekruid: rattekraud (Jeuk) Kruidsbladwolfsmelk (euphorbia lathyrus). Forse plant van 1 m hoogte, met grote, vaak 6-8 cm lange en omstreeks 2 cm brede, grijsachtige groene bladeren (rattekruid, aberzop, klein spargie). [N 92 (1982)] III-4-3
kruisdagen kruisdagen: de kruusdaag (Jeuk) De drie dagen vóór Hemelvaartsdag, de kruisdagen [krütsdaag, kruusdaog]. [N 96C (1989)] III-3-3
kruisen, kruisdagen? kruisen: krö:sə (Jeuk) kruisen [RND] III-3-3
kruisheer witte pater (lat.): witte pauwters (Jeuk) Een Kruisheer [Kruushier]. [N 96D (1989)] III-3-3
kruisje aan een kettinkje kruisje: krəske (Jeuk) Een kruisje, aan een kettinkje om de hals gedragen. [N 96B (1989)] III-3-3
kruisje van de rozenkrans kruisje: Klank: doffe e  kreske (Jeuk) Het kruisje aan de rozenkrans. [N 96B (1989)] III-3-3
kruiskruid kruiskruid: kraaskraad (Jeuk) Kruiskruid (senecio 5 tot 50 cm groot. De bladeren zijn bochtig veerspletig, kaal of licht spinnewebachtig behaard; de bloemen staan in kleine, langwerpige hoofdjes, straalbloemen ontbreken, de schijfbloemen ontbreken; omwindselblaadjes met zwarte top ( [N 92 (1982)] III-4-3
kruissleutel kruissleuter: krø̜jssløtǝr (Jeuk) Sleutel voor het vast- en losdraaien van wielmoeren van autoʔs en karren. De kruissleutel bestaat uit twee gekruiste stangen met doppen aan de uiteinden. [N 33, 300j; N 33, 330k] II-11
kruisteken kruis: kruis (Jeuk) Een kruisteken [kruis, krèùs/kröös, kruus, kruuts, kruusteiken?]. [N 96B (1989)] III-3-3