e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P219p plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roeping roeping: roeping (Jeuk) Roeping. [N 96D (1989)] III-3-3
roeren roeren: rure (Jeuk) In de soep roeren. [ZND 41 (1943)] III-2-3
roerstokje stekje: stɛkskǝ (Jeuk) Stukje hout voor het doorroeren van de verf. [N 67, 53c; div.] II-9
roest roesel: rossel (Jeuk), roeselt: rosselt (Jeuk) roest, rood- of bruingele bedekking die aan de oppervlakte van ijzer en staal ontstaat door verbinding met zuurstof, vooral in een vochtige omgeving [roester] [N 81 (1980)] III-4-4
roestplek ijzerenmaal: roestplek in linnen  ijzeremooël (Jeuk), roesselplek: roeselplek (Jeuk), rosselplak (Jeuk) roestplek [ZND 36 (1941)] || Roestplek in het linnen (spot, spit, tikkel, maal, plek, smet) [N 79 (1979)] III-2-1
roet roet: roek (Jeuk), roet (Jeuk) Het rookzwart dat onder een ketel vastzit (zoet, zwart, roet, kroos) [N 79 (1979)] III-2-1
rog rog: rog (Jeuk) Hoe noemt u de rog: een kraakbeenvis met een afgeplat schijfvormig lichaam. Het voorste deel van het lichaam (romp en borstvinnen) vormt een ronde tot vierkante schijf. Het lichaam eindigt in een lange dunne staart. De staart draagt twee rugvinnen. Aan de [N 83 (1981)] III-2-3
rogge koren: kōn (Jeuk) Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
rok: algemeen rok: rok (Jeuk) Hoe noemt U in het algemeen een rok? [N 62 (1973)] III-1-3
roksplit slip: slep (Jeuk) Split in de rok. [N 62, 41a] II-7