e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P219p plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roksplit [wld ii.7, p.87] slip: slip (Jeuk) Hoe noemt U: een split in de rok [N 62 (1973)] III-1-3
rollen wellen: wɛlǝ (Jeuk) Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.] I-2
rolluik rolluik: rolluik (Jeuk), volet: vǫlęt (Jeuk) Vensterluik, bestaande uit smalle, horizontale latjes die met behulp van kettingscharnieren of linnen banden aan elkaar bevestigd zijn en boven het venster op een in een kast aangebrachte horizontale as kunnen worden opgerold. Het rolluik kan doorgaans van binnenuit door middel van een trekband geopend en gesloten worden. [N 55, 70; monogr.; L 1 a-m, add.; L 32, 75b add; L 1u, 17 add.] II-9
rommelpot brompot: broempot (Jeuk), rommelpot: rommelpot (Jeuk) de pot die met een (varkens)blaas is overspannen; door het midden ervan is een rietje gestoken dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt [rommelpot, hoeperpot, foeperpot, foekepot] [N 112 (2006)] || De pot die met een (varkens)blaas is overspannen; door het midden ervan is een rietje gestoken dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt [rommelpot, hoeperpot, foeperpot, foekepot]. [N 88 (1982)] III-3-2
rondcirkelen trainen: trainen (Jeuk) Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: het rondcirkelen rond het hok? [N 93 (1983)] III-3-2
ronde vijl, rattenstaart rattenstaart: ratǝstat (Jeuk) Kleine, ronde, spits toelopende vijl. De ronde vijl wordt gebruikt voor het vijlen van gaten en gebogen oppervlakten. Zie ook afb. 102. [N 33, 94; N 64, 53e; monogr.] II-11
rondreizen, pendelen voyageren (<fr.): voyageren (Jeuk) rondreizen [pendelen, de navet doen] [N 90 (1982)] III-3-1
rondreizende toneelgroep toneelgroep: toneelgroep (Jeuk), {z. toel.}: De beddeleers (bedelaars) ramaseerden zo geld door moonica (harmonica) te spelen.  / (Jeuk) een rondzwervende toneelgroep die overal voorstellingen geeft [spelleke] [N 112 (2006)] || Een rondzwervende toneelgroep die overal voorstellingen geeft [spelleke]. [N 90 (1982)] III-3-2
rondslenteren, ronddolen lingeren (vgl. eng.): lɛngere (Jeuk), ronddraaien: ronddrijë (Jeuk, ... ) ronddolen [ZND 42 (1943)] || Zonder doel rondlopen (zwabberen, zwadderen, (s)lummelen). [N 109 (2001)] III-1-2
rondtrekken van de processie uittrekken: de persessiej giej aat (Jeuk) Het rondtrekken van de processie [brónke]. [N 96C (1989)] III-3-3