e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P219p plaats=Jeuk

Overzicht

Gevonden: 4999
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broeden, op eieren zitten broeden: brȳǝ (Jeuk) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broeder broeder: broeder (Jeuk) Een lager lid van een kloosterorde die geen kerkelijke wijding bezit, broeder [bruur, broeder]. [N 96D (1989)] III-3-3
broeder-onderwijzer broeder: broeder (Jeuk) Een broeder onderwijzer, frater [fra, sjefra]. [N 96D (1989)] III-3-3
broedermeester voorbidder: veurbidder (Jeuk) De persoon die tijdens de bidprocessies (op St. Marcus en de kruisdagen) met een staf beurtelings de voorbiddende en de nabiddende rij aanwees (broedermeester). [N 96C (1989)] III-3-3
broedhokje nest: nest (Jeuk) Hoe heet verder: broedhokje, broedvak? [N 93 (1983)] III-3-2
broedschotel teil: teil (Jeuk) Hoe heet verder: aarden schotel dienend als nest? [N 93 (1983)] III-3-2
broedziek broedkarig: brutkǭrǝx (Jeuk) Gezegd van een kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [JG 1a, 1b, 2c; S 5; monogr.] I-12
broeiglas serreglas: sɛrǝglawǝs (Jeuk) Groen gekleurd glas dat vroeger door tuinders voor broeibakken en kassen werd gebruikt. [N 67, 89h] II-9
broek: algemeen broek: oe is kort  broek (Jeuk) Broek. Hoe is de juiste uitspraak van het woord broek (kledingstuk) ? [ZND 47 (1950)] III-1-3
broekspijp pijp: pijp (Jeuk) Hoe noemt U de pijp van een broek? [N 62 (1973)] III-1-3