e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P219p plaats=Jeuk

Overzicht

Gevonden: 4999
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
buskruit poeder: poeijer (Jeuk) licht ontbrandbaar, ontplofbaar mengsel dat o.a. gebruikt wordt voor het afschieten van vuurwapens [buskruit, kruit, poeder] [N 90 (1982)] III-3-1
buskwast buisborstel: bø̜js˱bǫsǝl (Jeuk) Kwast waarbij de haarbundel in een ijzeren of koperen bus bevestigd is. [N 67, 30b] II-9
bussel kort stro aarbussel: oǝrbø̜sǝl (Jeuk) Wanneer men het stro bijeengebonden heeft, ligt het graan op de dorsvloer, nog vermengd met eindjes kort stro, lege aren en kaf. Men harkt dan eerst de korte eindjes stro bijeen, en stopt deze in een bussel. Hier staan de benamingen voor deze bussel stro met harksel erin bijeen. [N 14, 29 en 33; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 48, 34.3b; Lu 2, 34.3b; monogr.; add. uit N 14, 25 en 28] I-4
bussel uitgedorst stro schoof: skūf (Jeuk) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4
buur buur: boer (Jeuk) iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)] III-3-1
buurman geburenman: geboereman (Jeuk) buurman zijn van iemand [noberen, geburen] [N 90 (1982)] III-3-1
buurt geburen: geboere (Jeuk) het deel van een stad of dorp waarvan de bewoners elkaar goed kennen [buurt, gebuurt, geburen, naoberschap] [N 90 (1982)] III-3-1
buurten raisonneren (<fr.): Van Dale: raisonneren (&lt;Fr.), (gew.) 1. redeneren; verstandelijk betogen; -2. praten, zich onderhouden.  resenèjre (Jeuk) de avonden doorbrengen met praten en roken [kortavonden] [N 87 (1981)] III-3-1
buurvrouw geburenvrouw: geboerevrouw (Jeuk, ... ) buurman zijn van iemand [noberen, geburen] [N 90 (1982)] || buurvrouw [ZND 22 (1936)] III-3-1
caleidoscoop caleidoscoop: caleidoscoop (Jeuk), kijkbus: Antwoord onderlijnd bij de suggesties.  kijkbus (Jeuk) een kijker die eenvoudige daarin gelegde kleurige voorwerpjes veelvoudig weerspiegelt en zo regelmatige bij de geringste beweging telkens afwisselende figuren vertoont [caleidoscoop, kijkbus] [N 112 (2006)] || Een kijker die eenvoudige daarin gelegde kleurige voorwerpjes veelvoudig weerspiegelt en zo regelmatige bij de geringste beweging telkens afwisselende figuren vertoont [caleidoscoop, kijkbus]. [N 88 (1982)] III-3-2