e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P219p plaats=Jeuk

Overzicht

Gevonden: 4999
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dophei hei: heej (Jeuk) Dophei (erica tetralix een 10 tot 50 cm lage plant. De stengels zijn stijf behaard; de bladeren bevinden zich in 4-tallige kransen, ze zijn smal, ongesteeld en niet afvallend; aan de rand zijn de bladeren klierachtig behaard; de bloemen bevinden zich in [N 92 (1982)] III-4-3
doppen sponsen: spǫnsǝ (Jeuk) Het aanbrengen van kleine vlekjes verf met behulp van een spons. [N 67, 80a] II-9
dopper doorslag: dǫwrslax (Jeuk), stomper: stumpǝr (Jeuk) Soort stempel met aan één uiteinde een ronde uitholling die wordt gebruikt om de kop van klinknagels af te ronden. Diverse zegslieden kennen doppers van verschillende afmetingen, afhankelijk van de grootte van de klinknagel. Soms zijn de functies van ophaler en dopper in één werktuig gecombineerd. Zie ook afb. 181 en de lemmata "ophaler" en "ophalen" en, in de paragraaf over de nagelsmid, het lemma "nagelijzer". Het woordtype dophamer (L 423, Q 117, Q118, Q 121c) is de benaming voor een bankhamer met een ronde baan en een pen waarin een ronde uitholling is aangebracht. Het werktuig wordt ook gebruikt voor het afronden van klinknagels. [N 33, 291a-b; N 33, 302; N 64, 39f; N 64, 74a; N 66, 6f; N 66, 20a; monogr.] II-11
dorpsgenoot dat zijn er van ons dorp: da zen ter van oos deͅrp (Jeuk) Noem het (dialect)woord voor: mensen die in hetzelfde dorp wonen als u? [dorpsgenoot] [N 102 (1998)] III-3-1
dorpskom dorp: Opm. v.d. invuller: ook de volgende notering gegeven: [d\\rp].  derp (Jeuk) het centrum van het dorp [dorpskom, dorp, singel, rink, baroniet, plaats] [N 90 (1982)] III-3-1
dorpsplein plein: plein (Jeuk) een groot plein in het midden van een dorp [bist, biest, aries] [N 90 (1982)] III-3-1
dorsbed, laag schoven op de dorsvloer bed: bęt (Jeuk), charge (fr.): žarš (Jeuk), schoven: sxyǝf (Jeuk), worp: wø̄rp (Jeuk) Voordat men begint te dorsen moeten de schoven op de dorsvloer uitgespreid worden. Meestal worden twee lagen schoven, met de koppen (aren) naar elkaar toe gekeerd, in het midden van de dorsvloer, uitgespreid. In dit lemma staan de benamingen van een dergelijke laag schoven bijeen. [N 14, 20; JG 1a, 1b; L 32, 103; monogr.] I-4
dorsen dorsen: dǫsǝ(n) (Jeuk) De algemene benaming van de handeling van het slaan met de dorsvlegel. Zie ook de lemma''s ''dorsen met de vlegel'' (6.1.2) en ''dorsen met de dorsmachine'' (6.2.1). Het traditionele gereedschap om te dorsen is de dorsvlegel; het bestaat uit twee grote houten delen: de vlegelstok die de dorser in de hand houdt en het slaghout of de vlegelklap, waarmee de graankorrels uit de aren geslagen worden. Gewoonlijk dorst men met vier man. Dit is het minst vermoeiend omdat men dan het gemakkelijkst het juiste ritme bewaren kan en een goed ritme maakt het dorsen minder vermoeiend. Men kan echter ook alleen, of met tweeēn of drieēn dorsen, echter nooit met meer dan vier man. Het dorsen met de vlegel is helemaal verdwenen; het was te lastig en het ging niet snel genoeg. Dorsen was één van de eerste gemechaniseerde handelingen van het landbouwbedrijf. De oudste dorsmachine is de rosmolen, waarbij het paard, dat moest rondgaan aan een balk die om een as draaide, de drijfkracht leverde. Later werd de machine door een motor aangedreven, eerst door een stoommachine, dan door benzine- en dieselmotoren. Men onderscheidt bij deze generatie dorsmachines de kopdorser en de breeddorser. Daarna komt de zelfbinder in zwang, die het stro bindt en nog later de combine die tegelijk maait, dorst en bindt. De lemma''s die betrekking hebben op de ruimten in de boerderij waar gedorst werd (de dorsvloer) en waar het koren en het graan werd opgeslagen (de tasruimte en de graanzolder) worden opgenomen in aflevering I.6 Bedrijfsruimten van de boerderij.' [N 14, 1a; JG 1a, 1b; RND 138; A 3, 20; A 4, 27a; A 37, 12; L 1, a-m; L 4, 20; L 19A, 16; L 20, 27a; L 48, 34.2; Lu 2, 34.2; R 3, 63; S 7; Wi 27; NE 2 II, 4 en 3 II, 7; monogr.] I-4
dorsmachine dorsmachine: dǫsmǝšen (Jeuk) De algemene benaming van de machine die dorst; zie ook de algemene toelichting bij paragraaf 6. Als de woorden machine en kast naast elkaar in één plaats voorkomen, is de kast groter dan de machine. Van de kast wordt ook herhaaldelijk opgemerkt dat deze mee naar het veld wordt genomen. In dit lemma zijn de varianten van het type dorsmachine op het eerste element, dors-, gerangschikt. [N 14, 5; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
dorst dorst: dosch (Jeuk) dorst [ZND 30 (1939)] III-2-3