e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P219p plaats=Jeuk

Overzicht

Gevonden: 4999
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
droog blijven droog blijven: druug blijve (Jeuk) droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)] III-4-4
droog snot droog snot: druug snot (Jeuk) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: besmetting van ademhalingswegen en krop zonder afscheiding (droog snot)? [N 93 (1983)] III-3-2
droog weer droog: drūūch (Jeuk) droog [RND] III-4-4
droogstaan droogstaan: (de koe) stø drȳi̯x (Jeuk) Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b] I-11
droogte droogte: druchte (Jeuk), druugte (Jeuk) droogte [ZND 33 (1940)] III-4-4
druifhyacint druifhyacint: druifhyacinth (Jeuk), paasbloemetje: pouwsblummeke (Jeuk) Druifhyacint (muscari). Bloempjes dicht opeen, bijna kogelvormig. De onderste knikkend, de bovenste zacht opstaand, deze laatste meestal zonder stamper of meeldraden. De bloemen zijn blauw met een witte rand of geheel wit. In bossen en weilanden (traantje [N 92 (1982)] III-4-3
druilerig en koud weer smodderweer: smodderweer (Jeuk), vochtig (weer): vochtig weer (Jeuk) nat, vochtig, gezegd van het weer [wak, luimerig] [N 81 (1980)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)] III-4-4
druiventros troekel wijndruiven: troekel wijndruge (Jeuk) [ZND 33 (1940)] I-7
druk heen en weer lopen nerveus gaan: nerveus gaan (Jeuk) Bedrijvig heen en weer lopen (rondridderen, -rennen, rettereren). [N 109 (2001)] III-1-2
druk praten tateren: tjouwtere (Jeuk) druk praten [stemmen] [N 87 (1981)] III-3-1