id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21321 | getuigen | tuigen: tuige (Jeuk) | getuigen [ZND 24 (1937)] III-3-1 |
21725 | getuigenis | getuigenis: getuigenis (Jeuk) | de verklaring die men als getuige aflegt over een persoon of een zaak [toon, getuige, getuigenis] [N 90 (1982)] III-3-1 |
19092 | gevaarlijk | periculeus: me vuur spéle es prijkeloes (Jeuk), met vuur spelen is prijkeloe-ës (Jeuk) | Met vuur spelen is gevaarlijk. [ZND 37 (1941)] III-1-4 |
19093 | gevaarlijke kerel | gevaarlijk: da es een gevaarlijke kerel (Jeuk), da es iene gevaorleke kerel (Jeuk) | Dat is een gevaarlijke kerel. [ZND 37 (1941)] III-1-4 |
23899 | gevallen engelen | duivels: duvel (Jeuk) | De gevallen engelen. [N 96D (1989)] III-3-3 |
21322 | gevangenis | cachot (<fr.): Van Dale: cachot (<Fr.), gevangenhok, gevangenis; arrestantenlokaal. cachot (Jeuk), prison (<fr.): Van Dale: prison (<Fr.), (gew.) gevangenis. presong (Jeuk) | de gevangenis [cachot, nor, partoet, speentje, grawoel, ren] [N 90 (1982)] || gevangenis [ZND 24 (1937)] III-3-1 |
19743 | gevel | gevel: gēvəl (Jeuk), løwant (Jeuk) | een schoone gevel [ZND 35 (1941)] III-2-1 |
34303 | gevlekt varken | piétrain: pǝtrē̜ (Jeuk) | Varken van het ras dat een gevlekte huid heeft. [N 76, 1d] I-12 |
17790 | gevoelig (zijn) | gevoelig: gevoelig (Jeuk), gevulig (Jeuk) | Gevoelig: vatbaar voor, reagerend op gewaarwordingen bijv. pijn (gevoelig). [N 84 (1981)] || mijn hand is nog gevoelig (b.v. op de plaats waar ik mij vroeger verbrand heb) [ZND 24 (1937)] III-1-1 |
17740 | gevoelloos (zijn) | dood: doeet (Jeuk), dood (Jeuk) | Gevoelloos: geen gevoel hebben, geen pijn voelen (dood, gevoelloos). [N 84 (1981)] || in die vinger heb ik geen gevoel; hij is helemaal ... [ZND 24 (1937)] III-1-1 |