e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
handelen commerce (fr.) doen: commerce doen (Jeuk) handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)] III-3-1
handeling gang: gank (Jeuk) een op zichzelf staande, niet werktuigelijke verrichting, een handeling [gangen, gang, daad] [N 85 (1981)] III-1-4
handen (kindernamen) polletjes: pollekes (Jeuk) Kinderwoorden voor de handen [N 109 (2001)] III-1-1
handen (spotnamen) pikkels: pikkels (Jeuk), poten: poewte (Jeuk) Spotbenamingen voor de handen [N 109 (2001)] III-1-1
handig handig: handig (Jeuk) goed met de handen terecht kunnend; gemakkelijk en snel iets met de handen kunnen maaken [handig, mieg, erg, snel] [N 85 (1981)] III-1-4
handkar handkar: hantkēr (Jeuk), stootkar: stuǝtkē̜r (Jeuk) Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.] I-13
handpalm binnenste, het -: benneste v.d. hand (Jeuk) Palm van de hand (binnenste van de hand, plat van de hand). [N 109 (2001)] III-1-1
handschaar plaatscheer: plǭwǝtskēr (Jeuk), scheer: skēr (Jeuk) In het algemeen een handschaar voor het knippen van plaatmateriaal, banden, draad, etc waarmee vooral een rechte snede wordt gemaakt. Zie ook het lemma "handschaar voor boogvormige sneden". Voor zover door de informant opgegeven, wordt achter de betreffende plaatscode met behulp van een letter verwezen naar de verschillende scharen uit afb. 137. [N 33, 244; N 33, 265; N 64, 3a; N 66, 4a; monogr.] II-11
handschoen haas: en pear haase (Jeuk), haas (Jeuk) een paar handschoenen [ZND 35 (1941)] || handschoen [ZND 35 (1941)] III-1-3
handvatring buis: bāǝs (Jeuk) Kleine metalen band aan het einde van het handvat van een werktuig om het splijten van het hout te verhinderen. [N 33, 251] II-11