34375 |
houten raamwerk |
haam:
hǭǝm (P219p Jeuk),
kanis:
kǭnǝs (P219p Jeuk)
|
Toestel van stokken vervaardigd dat men sommige dieren b.v. varkens om de hals doet om ze te beletten door hagen te breken. [L 36, 29; monogr.]
I-12
|
34610 |
houten sleepblok van de driewielige kar |
slee:
slø̜y (P219p Jeuk
[(twee wieltjes en sleepblok)]
),
slof:
slof (P219p Jeuk)
|
Houten blok vooraan aan de kar in plaats van een voorwieltje. Dit komt enkel voor bij een klein voertuigje op twee wieltjes, dat dient om akkerwerktuigen te vervoeren. Vergelijk het lemma ploegslede in wld I.1. [N 17, 42; N G, 68a]
I-13
|
30604 |
houtkleur |
houtverf:
hōt˲vɛrǝf (P219p Jeuk)
|
Transparante olie- of waterverf van diverse samenstelling, die gebruikt wordt bij het imiteren van houtsoorten. Met de term 'procédé' worden olieverven voor houtimitatie aangeduid. [N 67, 20]
II-9
|
34595 |
houtrong |
hondje:
hø̜ntšǝ (P219p Jeuk)
|
Werd vooraan op de hoogkar geplaatst wanneer men hout wilde vervoeren. De houtrong bestaat uit een rongblok, twee rongstokken en een raam. De twee rongstokken bevinden zich aan weerszijden van het rongblok; het rechthoekig of trapeziumvormig raam staat in het midden op het rongblok. Dit raam beschermt het paard tegen de druk van de lading, terwijl de rongen de lading op haar plaats houden. Hoewel bij heel wat opgaven een betekenisaanduiding gegeven wordt, is het vaak onduidelijk of twijfelachtig wat er precies bedoeld wordt, omdat sommige woordtypen zowel als benaming voor "houtrong in zijn geheel" als voor "rongblok" en "raam" voorkomen. Toch is hier gekozen voor een vierdeling van het lemma: de opgaven waarbij geen betekenisindicatie gegeven werd, zijn vooraan geplaatst; de opgaven waarbij die indicatie er wel was, zijn naargelang de betekenis ondergebracht onder A. de houtrong in zijn geheel, B. het rongblok of C. het raam. [N 17, 7a-b + 40 + add; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2c]
I-13
|
30747 |
houtschilderen |
houtkleuren:
hōtklø̄rǝ (P219p Jeuk)
|
Het nabootsen van hout met behulp van verf. Het houtschilderen bestaat uit het aanleggen, het maken van vlammen en draden, en het glaceren. Zie ook het lemma 'Glaceren'. [N 67, 85a]
II-9
|
23559 |
houtskool voor het wierookvat |
kooltjes:
kölkes (P219p Jeuk)
|
Houtskool, kooltjes voor het wierookvat [költjes, köölkes, krichelskoaële, holtskaol?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
31803 |
houtsplinter |
spalkje hout:
spalkskǝ hōt (P219p Jeuk),
splinter:
splentǝr (P219p Jeuk
[(minder gebruikelijk dan spalk(je) hout)]
)
|
Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.]
II-12
|
24329 |
houtworm |
houtworm:
houtweurm (P219p Jeuk),
made:
meai (P219p Jeuk),
milver:
meuəlvər (P219p Jeuk)
|
houtworm, memel [ZND 38 (1942)]
III-4-2
|
21188 |
hozen |
hozen:
hozen (P219p Jeuk)
|
water uit een boot werpen door middel van een hoosvat [hozen, baliën] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18962 |
huichelaar |
heimelijke, een -:
dateseene hemelijke (P219p Jeuk),
schijnheilige:
schijnhēlige (P219p Jeuk),
stoefer:
stoeffer (P219p Jeuk)
|
een huichelachtig persoon, iemand die zich mooier voordoet dan hij is [godverneu-ker, heiligboontje, fijnaard] [N 85 (1981)] || huichelaar (schijnheilige, enz.) [ZND 24 (1937)]
III-1-4
|