22659 |
klucht |
klucht:
klucht (P219p Jeuk),
Antwoord onderlijnd bij de suggesties.
klucht (P219p Jeuk)
|
een kort toneelstuk waarin een komisch geval uit het dagelijks leven op grappige wijze wordt behandeld [klucht, knod, stop, grauw] [N 112 (2006)] || Een kort toneelstuk waarin een komisch geval uit het dagelijks leven op grappige wijze wordt behandeld [klucht, knod, stop, grauw]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19469 |
kluit |
kluit:
kluite (P219p Jeuk)
|
bollen die gevormd worden uit kolengruis, leem en water [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
33675 |
kluit aarde |
klot:
klǫt (P219p Jeuk)
|
[N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.]
I-8
|
23223 |
kluizenaar |
kluizenaar:
kluizeneer (P219p Jeuk)
|
Een man die in een eenzame woning afgezonderd leeft van de wereld, kluizenaar [(h)er(r)emiet]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24095 |
kluizenaarswoning |
kluis:
kluis (P219p Jeuk)
|
De woning van zon kluizenaar [kloes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25031 |
knappen |
sprintselen:
⁄t sprintselt (P219p Jeuk),
vliegen:
⁄t vliegt (P219p Jeuk)
|
met een knappend geluid open springen [knipperen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25032 |
knarsen |
knerpen:
knerpen (P219p Jeuk)
|
een scherp, ongelijkmatig, schurend of malend, onaangenaam aandoend geluid voortbrengen [kniersen, knoersen, knarsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17921 |
knellen |
pitsen:
pitsen (P219p Jeuk),
stroppen:
stroppen (P219p Jeuk)
|
die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] || Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18174 |
knellen, gezegd van schoenen |
pitsen:
pitsen (P219p Jeuk),
stroppen:
stroppen (P219p Jeuk)
|
die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] || drukken en daardoor pijn veroorzaken, gezegd van schoenen die te klein zijn [knellen, klemmen, drukken] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
24186 |
kneu |
maartje:
martje (P219p Jeuk)
|
kneu [ZND 43 (1943)]
III-4-1
|