22410 |
knibbelen |
mikado:
mikado (P219p Jeuk)
|
het spel waarbij de spelers staafjes (26 of 28) die verward op een hoopje liggen, met een haakje of een staafje telkens een staafje moeten ophalen zonder de andere te bewegen [knibbelen, knipperen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17677 |
knie |
knie:
knei (P219p Jeuk),
knɛ: (P219p Jeuk)
|
knie [RND], [ZND 28 (1938)]
III-1-1
|
17678 |
knieholte |
knieplooi:
knijplooi (P219p Jeuk),
vouw:
vaij (P219p Jeuk)
|
hoe heet men de knieboog, d.w.z. de plooi achter in het been op de hoogte van de knie ? [ZND 36 (1941)]
III-1-1
|
23369 |
knielbankje |
kniebankje:
knijbenkske (P219p Jeuk)
|
Het knielbankje van de kerkbank. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23536 |
knielen |
knielen:
kniele (P219p Jeuk)
|
Knielen, een kniebuiging maken [kniele, kneele, kneije?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23372 |
knielkussen |
kussen:
kösse (P219p Jeuk)
|
Het knielkussen op de kerkbank. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18874 |
kniezen |
grommelen:
groemelen (P219p Jeuk),
knagen:
knauge (P219p Jeuk)
|
een knagend verdriet hebben en zichzelf daarvoor als ongelukkig beklagen [treuren, kniezen] [N 85 (1981)] || Hij is altijd aan t kniezen (ontevreden, morren). [ZND 28 (1938)]
III-1-4
|
17920 |
knijpen |
pitsen:
pitse (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk),
pitsen (P219p Jeuk)
|
iemand in de arm nijpen [ZND 34 (1940)] || Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)] || Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18151 |
knikkebenen |
doorzakken:
dourzakke (P219p Jeuk)
|
Met doorknikkende knieën lopen (kwakke(le)n, knikken, doorzakken). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
22363 |
knikker |
chineesje:
effen
chineeske (P219p Jeuk),
maai:
maawj (P219p Jeuk),
, afbeelding is te klein en onduidelijk om te zien wat het is
moaien (P219p Jeuk)
|
Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || Kleine stenen of glazen knikker [mullemer, aardezoekertje, artzeiker]. [N 88 (1982)] || knikker [SND (2006)]
III-3-2
|