e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koning in het kaartspel heer: hier (Jeuk), koning: keunink (Jeuk) Koning: Hoe heet schoppen heer of schoppen koning (in een kaartspel)? [ZND 42 (1943)] III-3-2
koningskaars gele kaars: gele-keers (Jeuk), gele thee: gele-thee (Jeuk), kaars: keersen (Jeuk), kattenkop: kattekoppen (Jeuk), lammetjesblaren: lemmerkensblaren (Jeuk), lammetjesoren: lemmerkensoren (Jeuk), maagdenkaars: maagdenkeers (Jeuk), paaskaars: paaskeersch (Jeuk), poïskeisse (Jeuk), wilde tabak: wilde-tabak (Jeuk), wilde zokken: wilde-zokken (Jeuk), wolharen: wolharen (Jeuk, ... ), wolplant: wolplant (Jeuk), zokjes: zokskens (Jeuk), zokken: zokken (Jeuk), zokkenblaren: zokkeblaren (Jeuk), zoklappen: zoklappen (Jeuk) Koningskaars (verbascum thapsus). Als hierboven. De bloemen staan in groepjes en zijn tot een aar verenigd. Op droge zonnige plaatsen, vooral in de duinen (koningskaars, wolverstaart, wolblaad, zokkebloem, paaskaars, hemelbrand, zachtlap). [N 92 (1982)] III-4-3
konkelen opstoken: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  opsteuke (Jeuk), opstokerij: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  opsteukerij (Jeuk) heimelijk invloed aanwenden om zijn doel te bereiken, met slinkse streken aangaan [kronkelen, kuipen, konkelen, foeken, konkelfoeken] [N 85 (1981)] III-1-4
konkelfoezen (wbd) fezelen: Van Dale: fezelen, 1. fluisterend praten of zeggen; - smoezen.  fiezelen (Jeuk) verdacht en zachtjes met elkaar zitten te praten [smoezen] [N 87 (1981)] III-3-1
kooi voor mestvarkens meststal: męsstal (Jeuk) Hier staan de betrekkelijk zeldzame specifieke benamingen voor het hok van de mestvarkens bijeen. Vergelijk de toelichting bij het lemma "hok voor de beer" (2.4.8). [N 76, 41c] I-6
kookbeitel beitel: bɛjtǝl (Jeuk) Koudbeitel of volder waarmee de naden tussen twee ijzeren of stalen platen of de randen van een klinknagelkop worden dichtgeslagen. Op deze wijze ontstaat een afsluiting die water- en gasdicht is. Zie ook afb. 183. Volgens de invuller uit Q 121b werd dit werk met behulp van de pin van de hamer gedaan. [N 33, 118] II-11
kookkachel, fornuis cuisinière (fr.): cuissinière (Jeuk), kəwisinīr (Jeuk), gasvuur: (als u en uu). als (?)  gaasvur (Jeuk), keukenstoof: koukstouf (Jeuk), stoof: stauf (Jeuk) de vierkante kookkachel, met twee of vier ovens van voren [ZND 23 (1937)] || Vierkante kookkachel met een of meer ovens waarop men verschillende dingen tegelijk kan koken, braden of stoven (fornuis, kookkachel, cuissinière) [N 79 (1979)] III-2-1
kool, algemeen: een krop kool kabuis: kəbāzə (Jeuk), kool: ky(3)̄əl (Jeuk) kool [Goossens 1b (1960)] || krop kool [Goossens 1b (1960)] I-7
koolmees, mees keesmees: keesmeus (Jeuk, ... ), keijsmoeis (Jeuk), keesmusje: keesməskə (Jeuk), mees: meəs (Jeuk), mĕəs (Jeuk), zwartkop: zwatkop (Jeuk) koolmees [ZND 43 (1943)] || mees [ZND 01 (1922)], [ZND 31 (1939)] III-4-1
koolraap raap: roope (Jeuk, ... ), raapkool: roopkuul (Jeuk, ... ) De koolsoort die aan de stronk vlak boven de grond ronde raapvormigeknollen heeft die eetbaar zijn (raapkool, koolrabie, koolraap, bagger, knolraap). [N 82 (1981)] || Koolraap; de dikke vlezige wortel (onder de grond) van de plant met dezelfde naam die als groente of als veevoer wordt gebruikt (koolraap, raapkool, knolraap). [N 82 (1981)] I-7