34116 |
penis van de stier |
pin:
pɛn (P219p Jeuk)
|
Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b]
I-11
|
21415 |
pennenhouder |
pennensteel:
pennesteel (P219p Jeuk),
pennenstok:
pennestek (P219p Jeuk)
|
pennenhouder [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
22446 |
periode van de ijsheiligen |
ijsheiligen:
ijsheiligen (P219p Jeuk),
ijshellige (P219p Jeuk)
|
de periode van de ijsheiligen, 11-14 mei; op deze dagen kan het zeer koud zijn [N 112 (2006)] || De periode van de ijsheiligen, 11-14 mei; op deze dagen kan het zeer koud zijn. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
31415 |
persdrilboor |
boogdril met een pres:
bōx˱drel męt˱ ǝn prɛs (P219p Jeuk),
persdril:
pɛrs˱drel (P219p Jeuk)
|
Stalen boor die met een ijzeren hefboom rondgedraaid wordt en tegelijkertijd van boven neergedrukt wordt door een schroef, die men verder aandraait naarmate het boorijzer zich dieper in het metaal heeft gewerkt. Het gereedschap wordt bij Vuylsteke (pag. 110) persdril genoemd. Het betreft hier een zeer oud werktuig dat bij diverse zegslieden niet meer bekend was. [N 33, 140]
II-11
|
22132 |
persoon die zorgt voor verdwaalde duiven |
opvanger:
opvanger (P219p Jeuk)
|
Hoe heet de persoon die zorgt voor verdwaalde duiven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24856 |
perzikkruid |
reuts:
rodse (P219p Jeuk),
ruds (P219p Jeuk),
(Onderstreept bij de gesuggereerde woorden)
rets (P219p Jeuk),
(onderstreept bij de gesuggereerde woorden)
rits (P219p Jeuk),
reutsel:
roodsel (P219p Jeuk),
(onderstreept bij de gesuggereerde woorden)
rutsel (P219p Jeuk),
smert:
smert (P219p Jeuk),
wilde wilgen:
wilde-wilgen (P219p Jeuk),
wildeweie:
weldǝwē̜ǝ (P219p Jeuk)
|
Perzikkruid (polygonum persicaria 20 tot 90 cm hoog. De stengels hebben een vliezig kokertje (tuitje) boven de knopen, de stengels zijn behaard en vaak roodachtig; de bladeren zijn lancetvormig en meestal met een zwarte vlek; de bloemen groeien in dicht [N 92 (1982)] || Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5, III-4-3
|
18281 |
pet: algemeen |
klak:
klak (P219p Jeuk)
|
pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
20410 |
petekind |
paat:
pouwt (P219p Jeuk),
peet:
pɛt (P219p Jeuk),
peteren:
pɛtɛrɛ (P219p Jeuk)
|
een peetdochter [N 96D (1989)] || een peetzoon [N 96D (1989)] || een petekind [patekink] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
33568 |
peterselie |
petersel:
pīətərsel (P219p Jeuk)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
30578 |
petje |
klakje:
klɛkskǝ (P219p Jeuk)
|
[N 67, 100d]
II-9
|