31402 |
puntboor |
drilboor:
drelbǫwr (P219p Jeuk),
puntboor:
pønt˱bǭwr (P219p Jeuk)
|
Boorijzer waarvan de schacht in een punt uitloopt. De puntboor werd vroeger meestal door de smid zelf vervaardigd van dun gereedschapsstaal. Aan het uiteinde werden drie snijkanten geslepen. De puntboor werd onder meer in een boogdrilboor gebruikt. Zie ook dat lemma en afb. 111. Volgens de invuller uit Q 5 hadden boren die door de smid zelf werden gesmeed een vierkante schacht en een vierkante, tapse kop. De snede werd aangesmeed. De boren waren doorgaans linksdraaiend. De puntboor werd soms ook wel als verzinkboor gebruikt. Antwoorden van dit type zijn opgenomen in het lemma "souvereinboor, verzinkboor". [N 33, 145; N 33, 164]
II-11
|
30633 |
puntkwast |
kotborstel:
kōt˱bǫsǝl (P219p Jeuk)
|
Kwast waarvan de haarbundel met touw om de steel is gebonden. [N 67, 30c]
II-9
|
17594 |
pupil |
kindje:
kindje (P219p Jeuk),
PLAATS: de informant geeft als kerkdorp Jeuk/Hasselbroek op.
kientje (P219p Jeuk)
|
Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt (pupil, kijker, oogappel). [N 106 (2001)] || Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|
23279 |
purper |
mauve (fr.):
moof (P219p Jeuk),
violet:
violet (P219p Jeuk)
|
Hoe heet de kleur, die de overgang vormt tussen rood en blauw; de kleur van de bekleedsels die in de Goede Week over de kruisbeelden worden gehangen? [ZND 38 (1942)]
III-3-3
|
25038 |
purper, paarsrood |
purper:
purper (P219p Jeuk)
|
de kleur paarsrood [purper, pilper] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
27904 |
raam |
venster:
vi ̞.nstǝr (P219p Jeuk
[(+)]
)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
33575 |
raapstelen |
steeltjes:
steeltjes (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
De jonge gesteelde bladeren van de kleine witte meiraap die in het voorjaar als groente gegeten worden; raapstelen (kelen, rieten, steeltjes). [N 82 (1981)]
I-7
|
21361 |
raaskallen |
groene vertellen:
grune vertellen (P219p Jeuk)
|
onzin praten, raaskallen [revelen, raaskallen, wauwelen, lullen, bazelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
30655 |
radiatorkwast |
radiateurborstel:
radijatø̄rbǫsǝl (P219p Jeuk)
|
Platte kwast waarvan de haarbundel gevat is in een ijzeren bus die onder een hoek van ongeveer 450 aan de steel bevestigd is. De kwast wordt gebruikt voor het schilderen van radiatoren. [N 67, 43c]
II-9
|
33577 |
radijs |
radijs:
radijs (P219p Jeuk)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|