e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Jeuk

Overzicht

Gevonden: 4999
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
biggen overzetten beteenzetten: bǝtii̯nzɛtǝ (Jeuk) Biggen van de ene zeug bij die van een andere zetten. [N 76, 48] I-12
biggen spenen spenen: spenen (Jeuk) Biggen van de zeug afzetten. [N 76, 43; N 19, 16; N 19, 15 add.] I-12
biggen werpen kurren: kørǝ (Jeuk) Biggen ter wereld brengen. [N 19, 13; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; N C, add.] I-12
bij bij/bie: bi-j (Jeuk) De gewone honingbij. Het lichaam van de bij bestaat uit drie delen: 1) de kop of het voorlijf met de voelhorens, de ogen, de tong en de kaken, 2) de borstkas met de poten en de vleugels, 3) het achterlijf waarin twee magen zitten, de honingmaag en de spijsmaag. In het uiteinde van het achterlijf zit de angel die de bij als wapen gebruikt. De bij leeft uitsluitend in en met een gemeenschap of volk. Men onderscheidt drie verschillende verschijningsvormen: koninginnen, darren en werkbijen. De bij zuigt nectar uit bloemen en maakt er honing van. Binnen dit lemma is gekozen voor het woordtype bij/bie, omdat het niet steeds duidelijk is of de dialectvarianten door één van beide c.q. welke dialectvarianten door de een en welke door de ander vertegenwoordigd worden. Bij de overige lemmata in deze aflevering worden de hier bedoelde dialectvarianten, voorkomend als simplex zowel als in samenstellingen, verantwoord door middel van het woordtype (-)bij(-). [N 63, 12a; N 63, 12b; N 63, 12c; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 1a; JG 2c; L 1a-m; S 3; N 63, 62a; Ge 37,1; A 9,1; monogr.] II-6
bij opbod verkopen roepen: roepen (Jeuk) bij opbod verkopen (aan de meest biedende) op een veiling [roepen] [N 89 (1982)] III-3-1
bijbel bijbel: bijbel (Jeuk) De bijbel [biebel]. [N 96B (1989)] III-3-3
bijbelen mediteren (<fr.): mediteren (Jeuk) Voortdurend en/of langdurig zitten lezen [biebele]. [N 96B (1989)] III-3-3
bijdehante vrouw; bijdehand onder haar uit: d⁄as iejn da onder hər aat is (Jeuk) een vrouw die bijdehand is, die vlug van begrip en handig is [haalover, herp, veeg] [N 85 (1981)] III-1-4
bijeendrijven binnenjagen: bęnǝjau̯gǝ (Jeuk) De schapen in een vanghok drijven. [N 77, 53] I-12
bijeenleggen uitleggen: aatlegge (Jeuk) gezamenlijk geld bijeenleggen om iets te kunnen drinken [lappen, fineren] [N 87 (1981)] III-3-1