25273 |
span, maat tussen duim en pink |
span:
span (P219p Jeuk)
|
de maat die een lengte aangeeft van 20 cm [span] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24618 |
spar |
kerstboom:
van kerstmis
kersboom (P219p Jeuk)
|
De spar (i.h.b. de fijnspar, zilverspar) (spar, mast). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
21895 |
sparen |
potten:
potten (P219p Jeuk),
sparen:
spaowre (P219p Jeuk)
|
bewaren, niets opmaken, om zijn bezit te vergroten [sparen, muiken] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17963 |
spartelen |
spartelen:
spattele (P219p Jeuk)
|
Spartelen: met de armen en benen heen en weer slaan (spartelen, spattelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
18091 |
spatader |
spatader:
spataders (P219p Jeuk)
|
Spatader: plaatselijk uitgezette ader met dikke blauwachtige knobbels; blijvende uitzettting van een ader vooral in de benen (spat, ader, spatader, puilader, aderspat). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24993 |
spatten |
spatten:
spatǝ (P219p Jeuk),
sprintselen:
sprintselt (P219p Jeuk)
|
in of als kleine deeltjes op- of wegspringen, gezegd van vloeibare zaken [spatten, spiertsen, spinten, spetten, drasjken] [N 91 (1982)] || Verf uit laten spatten door met de kwast tegen de linkerhand of tegen een klophout te slaan. Spatwerk wordt onder meer toegepast om pleisterwerk te verlevendigen. [N 67, 79]
II-9, III-4-4
|
22003 |
speciale lokroepen |
kom, kom, kom:
kom kom kom (P219p Jeuk)
|
Kent U speciale lokroepen? Hoe luiden die? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21888 |
speculeren |
speculeren:
speculèren (P219p Jeuk)
|
kopen, verkopen of wachten met kopen of verkopen in de verwachting winst te maken door stijging of daling van prijzen [lippen, speculeren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17782 |
speeksel |
speeksel:
spieksel (P219p Jeuk)
|
Speeksel: het mondvocht, afscheiding van bepaalde klieren in de mond (smurrie, tuf, spuw, speek, jodevet, speeksel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
spuwen:
spo.wə (P219p Jeuk)
|
(speeksel uit)spuwen [RND]
III-1-1
|