31422 |
booromslag |
zwong:
zwoŋk (P219p Jeuk)
|
Een soort beugel in de vorm van een letter C met aan de bovenzijde een knop en aan de onderzijde een boorhouder. De booromslag wordt gebruikt om een boorijzer met de hand rond te draaien. De knop wordt daarbij tegen de borst geplaatst, terwijl tegelijkertijd met de beugel een draaiende beweging wordt gemaakt. Zie ook afb. 128. Zie voor het woordtype drouw (Q 121b, Q 284) ook RhWb I, kol. 1437, s.v. Drau: ...das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde, Drehbügel" en Wbd II.6, pag. 1980, lemma "booromslag", woordtype boordroef (L 205, L 206). [N 33, 153-154; N 33, 143; N 33, 121; monogr.]
II-11
|
31413 |
boortafel |
tafeltje:
tø̜fǝlkǝ (P219p Jeuk)
|
Het vaak in hoogte verstelbare deel van de tafel- of kolomboormachine waarop het werkstuk wordt vastgezet. In het werkblad van de boortafel zijn daartoe verschuifbare beugels aangebracht waarmee het te bewerken voorwerp kan worden vastgeklemd. [N 33, 124]
II-11
|
18863 |
boos |
kwaad:
kaawd (P219p Jeuk)
|
boos, kwaad ten gevolge van een belediging [kwaad, boos, vuil] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21178 |
boot(je) |
boot(je):
boetje (P219p Jeuk),
boot (P219p Jeuk)
|
een bootje (om te roeien) [ZND 24 (1937)] || een klein open vaartuig met riemen of zeil voortbewogen [boot, schuit] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18785 |
borduren |
borduren:
berduren (P219p Jeuk),
borduren (P219p Jeuk)
|
Manier van handwerken waarbij met de naald figuren of bloemen in of op een stof worden vervaardigd (borduren, festonneren) [N 79 (1979)]
III-1-3
|
21879 |
borgen |
borg (zn.):
bərg (P219p Jeuk)
|
uitstel van betaling geven [borgen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20563 |
borrel |
bak:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m (Fr. Jean)
bak djeak (P219p Jeuk)
|
druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
24981 |
borrelen (van water) |
borrelen:
borrelen (P219p Jeuk),
brobbelen:
⁄t broebelt (P219p Jeuk)
|
bobbelend naar boven komen, gezegd van water [borrelen, wellen, walen, kwelmen] [N 81 (1980)] || door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, gezegd van vloeistoffen [bobbelen, borrelen, portelen, drijven] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
26141 |
borst |
borst:
bǫs (P219p Jeuk)
|
Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2]
I-9
|
19929 |
borstelen |
borstelen:
bosǝlǝ (P219p Jeuk)
|
[N 77, 105]
I-12
|