30522 |
daklei |
schalie:
skǫli (P219p Jeuk),
sxē̜ldǝr (P219p Jeuk
[(meervoud: sxē̜ldǝrs)]
),
sxǭldǝr (P219p Jeuk
[(meervoud: sxǭldǝrs)]
)
|
Zie kaart. Tot een dun plaatje gekloofde leisteen dat als dakbedekking wordt gebruikt. De vorm van de dakleien is langwerpig, geheel rechthoekig, met één of meer afgesnuite hoeken, of aan één einde halfrond. De afmeting ervan varieert van 26x14 cm voor een Franse, tot 61x36 cm voor een Engelse lei. De dikte bedraagt tussen 2,5 en 8 mm. ø̄De Belgische lei - Maaslei - is donkerblauw en goed bestand tegen het weêr. De Duitsche leien - Rijn- en Moezellei - zijn eveneens blauw, taai en dik, maar worden op den duur iets zachter; de Moezelleien springen in strenge winters wel. Onder de Fransche leien onderscheidt men die van Rimogne (blauw of groen), Fumay (rood of paars) en Delville (groen); vooral die van Fumay en Rimogne zijn zeer duurzaam. De Engelsche leien zijn in 't algemeen vaster en harder dan die van het vasteland, roodachtig of paars, ook wel blauw; deze zijn de beste.ø̄ (Zwiers II, pag. 15). [N 32, 49b; N 64, 156c; N 79, 5; L 37, 26a; Gi 2, 47; monogr.; Vld; div.]
II-9
|
22165 |
dakpan met opening om een duif doorgang te verlenen |
kijker:
kijker (P219p Jeuk)
|
Hoe heet een dakpan met opening om een duif doorgang te verlenen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24915 |
dal, vallei |
dal:
del (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk),
slond:
slonk (P219p Jeuk),
zonk:
zonk (P219p Jeuk)
|
dal, vallei, stuk land dat gelegen is tussen meerdere heuvels of bergen [del] [N 81 (1980)] || laagte (tussen 2 heuvels) [ZND 29 (1938)] || laagte, slenk, stuk land dat gelegen is tussen twee heuvels [diepte, zonk, zink, put, kwacht, zomp, zak, slaai] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21172 |
dam |
dam:
dam (P219p Jeuk)
|
de in en dwars over een water opgeworpen wal die dient om het water te keren, de stroom te leiden of te verdelen (dam, menuët) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21128 |
damesfiets |
vrouwluivelo:
vrouwlievéélo (P219p Jeuk)
|
Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar vrouwen op rijden [N 99 (1991)]
III-3-1
|
18207 |
dameskous? |
kous:
koose (P219p Jeuk)
|
Vrouwenkousen [kousen, hosen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18577 |
damesonderbroek |
broek:
broek (P219p Jeuk)
|
Vrouwenonderbroek [ook: slipje?] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
19633 |
dampen |
dompen:
doͅmpə (P219p Jeuk)
|
dampen, wasemen [ZND 33 (1940)]
III-2-1
|
22051 |
darmwormen |
wormen:
werme (P219p Jeuk)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: inwendige parasieten of darmwormen in het algemeen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34406 |
dartel springen |
spelen:
spēlǝ (P219p Jeuk)
|
Dartel springen, gezegd van de jonge dieren in de wei. [N 77, 129]
I-12
|