17967 |
(met) het hoofd stoten |
botsen:
botsə (Q188p Kanne, ...
Q188p Kanne)
|
stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)] || stoten: met het hoofd stoten [boetse, erges teege boetse] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17675 |
(met) stevige benen |
stevige benen:
met stēvegə bäi̯n (Q188p Kanne)
|
benen: met stevige benen [hij is gestapeleerd] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17863 |
(zich) bukken |
(zich) bukken:
bokə (Q188p Kanne)
|
bukken, zich bukken [bukke, bokke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22095 |
<naam> |
mei:
z`ne mèej steèke (Q188p Kanne),
z`ne mèej viêre (Q188p Kanne),
mei steken:
z`ne mèej steèke (Q188p Kanne),
mei vieren:
z`ne mèej viêre (Q188p Kanne)
|
feest vieren op de dag gewijd aan de heilige wiens naam men draagt [besteken] [N 112 (2006)], [N 112 (2006)]
III-3-2
|
18748 |
[foulard] |
foulard (fr.):
fəla:r (Q188p Kanne)
|
foulard: halsdoek
III-1-3
|
18756 |
[laag uitgesneden japon] |
dcollet (fr.):
dekulte (Q188p Kanne)
|
décolleté: laag uitgesneden japon, kleed
III-1-3
|
18779 |
[taupé] |
taup (fr.):
Niet alg. [Van Dale (FN): taupe, 2. molle[n]vel] [Van Dale (FN): taupé, fluwelige vilthoed]
tope.}, [tupe (Q188p Kanne)
|
taupé: hoed van zeer goede kwaliteit
III-1-3
|
31252 |
aambeeld |
aanvilt:
ǭmvęl (Q188p Kanne)
|
Een gietijzeren of stalen blok waarop de smid het smeedwerk uitvoert. Aan één of twee zijden van het aambeeld kan een hoorn zijn bevestigd, een puntig uitsteeksel waarop ijzer kan worden gebogen. De vlakke bovenzijde van het aambeeld, de baan, wordt gebruikt voor het smeedwerk. In de baan zijn soms één of meer gaten aangebracht waarin gereedschap zoals de schroodbeitel en de tas kunnen worden geplaatst. Vgl. ook afb. 15. De invuller uit Q 121 kende drie soorten aambeelden: 1. het aambeeld met twee ronde hoorns; 2. het aambeeld met één ronde en één vierkante hoorn; 3. het aambeeld met één hoorn en een stuikblok. Ook andere respondenten vermeldden deze drie aambeelden. Vgl. ook afb. 14. In L 382 kende men ook nog een aambeeld dat speciaal gebruikt werd bij het aanbrengen van de kap op vijlbladen. Het bovenvlak van dit aambeeld was van zacht roodkoper vervaardigd. Zie ook het lemma "vijlkap". [N 33, 40; N 33, 49; N 33, 50; S 1; R 14, 8b; L 1a-m; L 1u, 2; L 17, 9; L B1, 201; N 64, 32a-b; N 66, 13a-b; monogr.]
II-11
|
18097 |
aambeien |
aambeien:
aambèje (Q188p Kanne),
speen:
speen (Q188p Kanne),
takken:
takke (Q188p Kanne)
|
Aambeien: bes- of knobbelvormige zwellingen van de aders aan de anus of aan het onderste gedeelte van de endeldarm (aambeien, takken, speen, blikaar(d)s, (vijg)puisten). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
18212 |
aan flarden |
in stukken vaneen:
in stökke vanie (Q188p Kanne),
verscheurd:
versjäörd (Q188p Kanne)
|
Aan flarden (gezegd van kledingstukken, t.g.v. ongeluk e.d.) [N 114 (2002)]
III-1-3
|