e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kanne

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
langzamer hou: hǭu̯ (Kanne) Voermansroep om het paard langzamer te doen gaan. [N 8, 95h en 96] I-10
lantaarn lantaarn: lantɛ̝̄r (Kanne) lantaarn III-2-1
lap lap: lap (Kanne) Sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 114 (2002)] III-1-3
laten laten: laote (Kanne), lāōtə (Kanne) laten [ZND 08 (1925)], [ZND m] III-1-2
leefnet net: `t nèt (Kanne) het net waarin men vissen die met de hengel zijn gevangen levend kan houden [leefnet, kaar] [N 112 (2006)] III-3-2
leeglopen leeglopen: lę̄.xlǭ.pǝ (Kanne) Het over elkaar gaan van de molenstenen zonder graan. De stenen kunnen dan sneller gaan draaien waardoor het gevaar ontstaat dat de molen heet loopt. [N O, 34o; Vds 116; Jan 260; Coe 142; Grof 167; N O, 36e] II-3
leewater leewater: lęi̯wǭtǝr (Kanne) Gewrichtsontsteking bij veulens - ook bij kalveren en hoenders -, door een vochtophoping, veroorzaakt door een besmetting die bij veulens vooral via een navelwond binnendringt. [A 48A, 12c; N 8, 90m en 90n; monogr.] I-9
legger gal: gal (Kanne) Een veel voorkomende zwelling of slijmbeursje van verschillende grootte aan de achterkant van de elleboog. Ze ontstaat door de druk van de kalkoenen der voorijzers op het gewricht, als het dier over een te kleine ligplaats beschikt en daardoor met de borst op de onder het lijf getrokken voeten ligt. De legger is een schoonheidsfout, die bij het lopen niet hindert maar wel pijnlijk kan zijn. [N 8, 32.1, 90d, 90f en 90g; monogr.] I-9
leiden met de koe naar de stier gaan: mɛt dǝ ku nār dǝ stīr gān (Kanne) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
lenen lenen: līnə (Kanne) leenen [ZND 14 (1926)] III-3-1