e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kanne

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opeenschuiven opeenschuiven: obee sjöve (Kanne) Op elkaar schuiven (stroppen, schuiven) [N 108 (2001)] III-1-2
openbreken bloot maken: blu.ts mǭ.kǝ (Kanne), openbreken: ō.pǝbrę̄.kǝ (Kanne) De molenstenen van hun plaats nemen als ze gescherpt moeten worden. Daartoe moet de molenaar de kuip met alle toebehoren rondom de stenen verwijderen. Vervolgens licht hij de loper uit het staakijzer en legt hem omgekeerd naast de ligger, zodat het maalvlak van de loper en ligger bewerkt kan worden. De meeste in dit lemma opgenomen termen veronderstellen de (molen)stenen of de molen als object. [N O, 33g; Vds 199; Jan 178; Coe 160; Grof 194] II-3
openbroek met linten jupe-portefeuille (fr.): züp purtəföj (Kanne) jupe portefeuille: rok met opening aan de zijkant III-1-3
opereren opereren: opereere (Kanne) Opereren: een operatie verrichten (opereren, vlijmen, snijden). [N 107 (2001)] III-1-2
opgooien (tossen) opgooien: opgoejje (Kanne) het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien] [N 112 (2006)] III-3-2
opgooien (tossen) add. toss (zn.): den tàosj (Kanne) het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien] [N 112 (2006)] III-3-2
opmaken opmaken: gae:lt upmo.kə (Kanne), opmōͅkə (Kanne) geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1
opmaken van staart en manen opmaken: ǫpmǭkǝ (Kanne) In dit lemma zijn de antwoorden op twee vragen samengebracht: "het opmaken van staart en manen" (N 8, 103a), en "een paardestaart vlechten" (N 8, 103b). De antwoorden op vraag 103a hebben immers vrijwel alleen met het opmaken en vlechten van de staart te maken. [N 8, 103a en 103b] I-9
opnieuw wannen triēren: triø̜̄rǝ (Kanne) Als men uit het gezuiverde graan het beste zaad wil halen dat zal dienen als zaaigraan, moet men opnieuw wannen. Men draait de wanmolen dan vlug rond zodat al het fijnere graan wegvliegt. Soms gebeurt dit niet met de wanmolen, maar door het graan te zeven; zie het lemma ''zeven met de handzeef'' (6.3.11). De omschrijvende opgaven met behulp van het heteroniem van het lemma wannen, zoals nog eens doordraaien, of voor de tweede keer doorjagen, zijn hier niet opgenomen. [JG 1a, 1b -gedeeltelijk-] I-4
opper hoop: (mv)  hø̄.p (Kanne), mijt: mīt (Kanne) De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3