19829 |
schoorsteengarnituur |
schouwgarnituur:
šoͅu̯garnety(3)̄r (Q188p Kanne)
|
schouwgarnituur
III-2-1
|
17648 |
schoot |
schoot:
sjoêt (Q188p Kanne)
|
Schoot: de ruimte in de bocht tussen onderlijf en dijen bij een zittend persoon (schoot, slip, slup). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
17962 |
schop |
stamp:
staamp (Q188p Kanne),
tramp:
traamp (Q188p Kanne)
|
Trap: harde stoot met de voet (trap, schop, stamp, tree, tritt) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
33422 |
schop, afdak voor landbouwgereedschappen |
schop:
šop (Q188p Kanne),
šǫp (Q188p Kanne)
|
Het gedeelte van de boerderij-gebouwen waarin het los gereedschap, de karren, wagens en werktuigen worden opgeslagen. Soms stond deze bergplaats op zichzelf, maar doorgaans was ze tegen de schuur aangebouwd en bestond ze uit een groot afdak, zonder muren. Scherf is een contaminatie van ''schelf(t)'' en ''scherm''. Schaldij is eigenlijk "binnenplaats". Zie ook de plattegronden bij paragraaf 1.2. [N 5A, 73c en 80a; N 5, 105a, 106 en 107; JG 1a, 1b, 1c, 2a, 2b en 2c; L 1a-m; L B1, 179; L 6, 56 en 57; L 12, 1; L 19a, 11; Gwn 4, 1; S 1 en 50; monogr.]
I-6
|
17961 |
schoppen |
schoppen:
sjəppe (Q188p Kanne)
|
schoppen [ZND 06 (1924)]
III-1-2
|
22754 |
schoppen in het kaartspel |
schoppen:
de kleuren: hatte, kemme, klaovere, sjöppe
sjöppe (Q188p Kanne)
|
/ [SND (2006)]
III-3-2
|
21367 |
schot |
schot:
sjeut, twi sjeut (Q188p Kanne)
|
Een schot, twee schoten (van een wapen). [ZND 06 (1924)]
III-3-1
|
19506 |
schotel |
schotel:
šōtəl (Q188p Kanne, ...
Q188p Kanne)
|
een ronde schotel [ZND 06 (1924)] || schotel [ZND m]
III-2-1
|
17637 |
schouder |
schouder:
šouwərs ophōlə (Q188p Kanne)
|
schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17638 |
schouderblad |
schouderblad:
sjouwerblaot (Q188p Kanne)
|
Schouderblad: een der beide, driehoekige platte beenderen op de bovenrug die de schouders helpen vormen (schouderblad, schoft. schug). [N 106 (2001)]
III-1-1
|