e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kanne

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tong tong: toŋ (Kanne) tong [N 10b (1961)] III-1-1
tong van een schoen tong: tong (Kanne) Tong van de schoen. Een strookje leer tussen de kleppen van een schoen [tong, lipje] [N 114 (2002)] III-1-3
touwtjespringen touwtjespringen: /  towke springe (Kanne), töwke springe (Kanne, ... ), töwke springen (Kanne) / [SND (2006)] || touwtje springen [SND (2006)] III-3-2
traktatie van de bruidegom (kwansel) ton: `n ton gèève (Kanne) de tractatie van de bruidegom aan de jongelingen in zijn buurt [kwansel] [N 112 (2006)] III-3-2
tralie grille (fr.): grel (Kanne), tranjel: trōͅnjəl (Kanne) een ijzeren tralie [ZND 08 (1925)] || traliewerk voor venster III-2-1
tranende ogen leepogen: lēͅpōgə (Kanne) oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)] III-1-1
trant gang: gaangk (Kanne) Wijze van gaan (gank, loop, trant) [N 108 (2001)] III-1-2
trap trap: trap (Kanne, ... ) trap [ZND 06 (1924)], [ZND 12 (1926)] III-2-1
trapeze (circus) trapeze: trapɛ:s (Kanne) Trapèze: zweefrek voor acrobaten in circus. III-3-2
trappelen stampen: staampe (Kanne), trappelen: trappele (Kanne) Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen) [N 108 (2001)] III-1-2