22787 |
duiken |
duiken:
Sub plonger: naast duiken.
duiken (Q188p Kanne),
plongeren (<fr.):
Naast duiken.
plo͂ͅ:že:rə (Q188p Kanne)
|
Plonger: duiken (in t water) of naar een bal -.
III-3-2
|
17666 |
duim |
duim:
doum (Q188p Kanne)
|
duim [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21965 |
duivenhok |
duivenhok:
doevenhok (Q188p Kanne),
duvǝ(n)hǫk (Q188p Kanne),
duivenkot:
dū.vəkòt (Q188p Kanne),
dūvǝkǫt (Q188p Kanne)
|
Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Duiventil: a) duivenhok, b) duivenslag (buitendeel op het dak). [ZND 08 (1925)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6, III-3-2
|
21993 |
duivenklok |
constateur (fr.):
kunstatøͅ:r (Q188p Kanne)
|
Constateur: registreertoestel.
III-3-2
|
21970 |
duivenmelker |
duivenmelker:
Sub mouhi.
du:vəmɛləkər (Q188p Kanne)
|
Duivenliefhebber.
III-3-2
|
22090 |
duivenslag |
duivenslag:
doeveslaog (Q188p Kanne),
dū.vəslōͅ.ch (Q188p Kanne),
dūvǝslāx (Q188p Kanne)
|
Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Duiventil: a) duivenhok, b) duivenslag (buitendeel op het dak). [ZND 08 (1925)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.]
I-6, III-3-2
|
22201 |
duivenwedstrijd |
concours (fr.):
kuŋku:r (Q188p Kanne)
|
Concours: 2. duivenwedstrijd.
III-3-2
|
22257 |
duivenwedstrijd add. |
tap:
Cfr. étape [pag. 62: étape [e.tap]: (sportt.) etappe, rit.
tap (Q188p Kanne)
|
Tap: reis van de duiven.
III-3-2
|
18006 |
duizelig |
dol:
däöl zien (Q188p Kanne),
də-eul (Q188p Kanne),
də-eul (van kop) (Q188p Kanne),
dəeul (Q188p Kanne),
verduizeld:
verduuzeld (gehouwe) (Q188p Kanne)
|
Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, schwindel(ig), dul(le)). [N 107 (2001)] || hoe is of wordt iemand die bang is op een hoogte (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
18008 |
duizeling, duizeligheid |
dolling:
dölling (Q188p Kanne)
|
Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, schwindel(ig), dul(le)). [N 107 (2001)]
III-1-2
|