33064 |
garveband |
zeel:
zē.l (Q188p Kanne)
|
In dit lemma zijn de opgaven opgenomen voor het algemene woord voor band om de schoof. In de Nijmeegse vragenlijsten is niet naar de band in het algemeen, maar apart naar de onderste band (N 15, 22a) en naar de bovenste band (N 15, 22b) gevraagd; zie de volgende twee lemma''s. Uit de opgaven voor deze twee vragen zijn hier de woorden voor "band" bijeengezet, te zamen met het materiaal uit de andere bronnen. In de volgende lemma''s komen de specifieke benamingen voor de twee banden ter sprake. In bijna alle gevallen in Belgisch Limburg is ook het meervoud van het type band gegeven; het is dan ook toegevoegd in dit lemma. Bij type writsel werd voor Q 196 en 196a toegevoegd: wrong of knoop aan de band van een garve. In kaart 43 zijn de opgaven opgenomen die betrekking hebben op het aantal banden om de rogge (resp. koren-)schoof en om andere schoven. Het materiaal is aangevuld met dat van Goossens 1963, krt. 31. Zie afbeelding 7, a. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit N 15, 22a; A 23, 16; Lu 2, 34.2]
I-4
|
18206 |
gat in een kledingstuk |
kot:
ə koet en ən haas (Q188p Kanne)
|
een gat in een kous [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
26359 |
gat in het sluisijzer |
gat:
gǭ.t (Q188p Kanne),
kot:
kū.t (Q188p Kanne)
|
De gaten in het sluisijzer wanneer voor het optrekken van de sluis gebruik wordt gemaakt van een hefboom. In de gaten kan een spie worden gestoken om de sluis omhoog te houden. Zie ook afb. 68 en de toelichting bij het lemma ɛsluisijzerɛ.' [Coe 26]
II-3
|
21316 |
gauwdief |
gauwdief:
gaudeef (Q188p Kanne)
|
dief [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
19446 |
gazon |
pelouse (fr.):
p(ə)lūs (Q188p Kanne)
|
grasperk
III-2-1
|
17623 |
gebit |
gebeet:
gǝbēt (Q188p Kanne)
|
Het geheel van alle tanden en kiezen van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 17 en 18b]
I-9
|
22513 |
geboortefeest |
doopfeest:
besjuût mèt möjzekeutelkes
däopfees (Q188p Kanne)
|
het feestje ter ere van de geboorte van een kind [sol, kinderfooi, pastellenhuisje, kindjeskermis, kindjeskoffie, gebuurkoffie, snee(i)] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
33879 |
geboorteomhulsel van een veulen |
net:
nęt (Q188p Kanne)
|
Het vruchtvlies dat na de geboorte van het veulen afkomt. Als de merrie het veulen alleen ter wereld brengt, stikt het veulen meestal in de zak, die zo sterk is, dat hij met behulp van een mes of scherp voorwerp geopend moet worden. [N 8, 54, 55 en 56]
I-9
|
20182 |
geboren worden |
geboren werden:
slecht leesbaar wende = werde?
gebore werde (Q188p Kanne)
|
geboren worden (jong zijn) [N 115 (2003)]
III-2-2
|
19725 |
gebouw |
gebouw:
gəbō (Q188p Kanne, ...
Q188p Kanne)
|
een nieuw gebouw [ZND 35 (1941)] || gebouw [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|