e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kanne

Overzicht

Gevonden: 2364

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
arend van de zeis ang: ãŋ (Kanne) Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.] I-3
armband bracelet (fr.): brazəlɛt (Kanne) bracelet: armband III-1-3
asblok as: as (Kanne) Het als ashouder of als as fungerende houten blok waaraan de wielen van de voorploeg bevestigd zijn. [N 11, 31.I.a; N 11A, 97a] I-1
asgat gat: gō.t (Kanne), kot: kū.t (Kanne) Gat in de muur waarlangs de molenas het molengebouw binnengevoerd wordt. [Jan 81; Coe 74] II-3
auto auto: p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg.  otto (Kanne) auto III-3-1
autoped trottinette (fr.): traotenèt (Kanne), trottenèt (Kanne), /  trottenet (Kanne), trottinet (Kanne, ... ), Afl. trottinetten.  troͅ:tənɛt, trutənɛt (Kanne), ook uitspraak : traotinèt  mv trotinètte (Kanne), trotinèt (Kanne), p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg.  trottinette (Kanne) / [SND (2006)] || autoped [SND (2006)] || Autoped. || het speeltuig bestaande uit een plankje op twee kleine wielen met een stuurstang waarop men door afzetten met de voet rijdt [autoped, glijer, step, aveseerplankje] [N 112 (2006)] || Trottinette: autopède. III-3-2
avondmaal navondbrood: eten als het werk gedaan is, vroeg in de winter, laat in de zomer: nÅØmbroed eten  nāōmbroed (Kanne) namen en uren van de dagelijkse maaltijden: avond [ZND 18G (1935)] III-2-3
baantje glijden op het ijs schrikkelen: sjrigelen (Kanne), sreͅgele (Kanne), šrigele (Kanne), glijden op het ijs of uitglijden  šregele (Kanne) glijden, in de beteekenis van glijden op t ijs [ZND m] || Hoe noemt men: op het ijs glijden (zonder schaatsen). [ZND 14 (1926)] || Slieren (op het ijs glijden zonder schaatsen). [ZND 06 (1924)] III-3-2
baard baard: bōͅt (Kanne), vlimmen: vlømǝ (Kanne) baard [N 10b (1961)] || De scherpe uitsteeksels van de aar bij sommige graangewassen: kafnaalden. Het type baard is een verzamelnaam; het type vlimmen is het meervoud van vlim dat eigenlijk de afzonderlijke kafnaald aanduidt die aan het omhulsel van de korrel vastzit. Wanneer het type vlimmen als dubbelopgave naast baard voorkomt (dat is het geval in L 286, 312 en 313), dan is de betekenis van vlimmen: het omhulsel waarin de korrel zit. Vergelijk ook de lemma''s ''graanafval'' (6.1.30) en ''spikken'' (6.1.31). Zie afbeelding 2, f. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 25, 11; NE 2.I, 51; monogr.; add. uit N 14, 131] I-4, III-1-1
baarspelen baar: Haust (D.L.): djouwer as -. Het spel en daarmee de term is wschl. door de Wa. jongens, die in Kanne op school kwamen, binnengevoerd.  ba:r (Kanne), baren: Sub barre: afl. baren.  ba:rə (Kanne) Bar(e): baren, baar spelen. || Baren: spel voor jongens, fra. jouwer aux barres. III-3-2