22359 |
hoepelen |
hoepelen:
/
hoepele (Q188p Kanne),
repen:
(ww.)
rèepe (Q188p Kanne),
ww
rèepe (Q188p Kanne)
|
/ [SND (2006)]
III-3-2
|
33034 |
hoeveelheid halmen voor een halve schoof |
opper:
ø̜pǝr (Q188p Kanne)
|
In het zuiden van Belgisch Limburg waar met de zicht wordt gemaaid kent men het begrip "ongebonden halve graanschoof"; de maaier haalt met één keer inkappen en uitwinnen de hoeveelheid halmen voor een halve schoof bijeen. In de rest van het onderzoeksgebied komt het begrip niet voor. Zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf en kaart 19. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 29; monogr.]
I-4
|
19784 |
hond |
hond:
hoond (Q188p Kanne, ...
Q188p Kanne,
Q188p Kanne),
hō.nt (Q188p Kanne)
|
hond [Goossens 1b (1960)], [ZND 08 (1925)], [ZND 21 (1936)], [ZND m]
III-2-1
|
20614 |
honger hebben |
honger hebben:
hoŋər həbə (Q188p Kanne)
|
honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
20623 |
hongerig |
uitgehongerd:
ūtxəhoŋərt (Q188p Kanne)
|
hongerig [greeg] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
21043 |
honing |
honing:
hō.neŋ (Q188p Kanne)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
28675 |
honingpers |
pers:
pja.s (Q188p Kanne),
pjã.s (Q188p Kanne)
|
Apparaat waarmee de gevulde honingraten geperst worden om zo de honing te oogsten. De honingpers was al in gebruik bij de korfteelt. Men kent verschillende vormen vervaardigd van onder meer eike- of beukehout. Een honingpers is voorzien van een kuip waarin de geperste honing opgevangen wordt. Verder is er een hendel en een schroef waarmee men het persblok vastdraait op de zak met ruwe honing. [N 63, 122a; JG 1a+1b; JG 2b-5; N 63, 122c; monogr.]
II-6
|
17571 |
hoofd (spotnamen) |
knikkerd:
knekərt (Q188p Kanne)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
18187 |
hoofddoek |
plag:
plak (Q188p Kanne)
|
Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c]
I-4
|