24119 |
appelvink |
appelvink:
apəlvēŋk (L316p Kaulille)
|
appelvink (18 grote snavel, kort staartje; grote vogel; zeer schuw; zeldzaam; vreet vruchtenpitten; roep [ptik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22450 |
aprilgek |
prilgek:
pri:lgek (L316p Kaulille)
|
de dag waarop men lichtgelovige personen om een onzinnige boodschap stuurt (1 april) [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22451 |
aprilgrap |
prilvis:
pri:lvès (L316p Kaulille)
|
de onzinnige boodschap op 1 april [aprilvis, aprilzaad, zikkelzaad] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
33100 |
aren lezen |
aren rapen:
ǭrǝ rāpǝ (L316p Kaulille),
narapen:
nǭrǭpǝ (L316p Kaulille),
spieren rapen:
spē.rǝ rā.pǝ (L316p Kaulille)
|
Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2]
I-4
|
32877 |
arend van de zeis |
ang:
ãŋ (L316p Kaulille)
|
Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.]
I-3
|
26572 |
arm liggen |
(de steen) is ongelijk:
is ongǝlik (L316p Kaulille)
|
Gezegd van een molensteen wanneer bij controle de rij alleen op de buitenbaan, de zgn. maalbaan, draagt. [N O, 34j]
II-3
|
18239 |
armband |
armband:
armband (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille),
ermbaant (L316p Kaulille),
ermband (L316p Kaulille)
|
armband (Fr> bracelet) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
21295 |
arme mens |
arme mens:
n èrme mins (L316p Kaulille),
ənə ɛrmə mins (L316p Kaulille),
arme vent:
n èrme vent (L316p Kaulille)
|
een arme mens [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21489 |
armoede |
armoede:
ermoi (L316p Kaulille),
ermooi (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille),
èrmmoe (L316p Kaulille)
|
armoede [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21570 |
arresteren |
aanhouden:
den boy hèt hem aangehouwwen (L316p Kaulille),
halen:
de polies heet em gehaalt (L316p Kaulille),
pakken:
de politie heeft hem gepakt (L316p Kaulille),
də žendɛrmən hɛmmən om gepakt (L316p Kaulille)
|
De politie heeft hem aangehouden. [ZND 33 (1940)]
III-3-1
|