24120 |
barmsijs |
berpje:
bɛrpkə (L316p Kaulille)
|
sijs: barmsijs (12,5 bruin, met steeds rood voorhoofd en zwart sikje; alleen in sommige jaren op trek; gewoonten als sijs [006]; ook in mast- en berkenbos; twee soorten [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18173 |
barrevoets |
barrevoets:
baerəvô.ts (L316p Kaulille),
berrevoots (L316p Kaulille)
|
barrevoets [ZND 19 (1936)] || blootvoets [RND]
III-1-3
|
19730 |
bed |
bed:
beͅt (L316p Kaulille)
|
bed [RND]
III-2-1
|
19754 |
beddenlaken |
beddenlaken:
beͅdəlākən (L316p Kaulille),
laken:
lākən (L316p Kaulille)
|
Een laken (op een bed) [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
21454 |
bedelaar |
bedelaar:
bèdeleer (L316p Kaulille),
büədelër (L316p Kaulille)
|
leurder [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
21546 |
bedelen |
schooien:
schooien (L316p Kaulille),
bedelen
schoeien (L316p Kaulille),
schojen (L316p Kaulille),
gaan bedelen langs de deuren
schoeien (L316p Kaulille),
iemand iets afbedelen
schoeien (L316p Kaulille)
|
kent ge het woord schooien ? (uitspraak + betekenis) [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|
25448 |
bederven, gezegd van pekel |
opkoken en schuimen:
opkōkǝn ɛn sxumǝn (L316p Kaulille)
|
De zoutoplossing kan bederven doordat te veel bloed uit het vlees trekt en zich met de pekel vermengt. [N 28, 109; monogr.]
II-1
|
23197 |
bedevaart |
bedevaart:
ee= fr. è
beevert (L316p Kaulille)
|
Een bedevaart. [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|
21558 |
bedienen |
bedienen:
bedeend (L316p Kaulille),
bedeenen (L316p Kaulille),
eemend bedeenen (L316p Kaulille)
|
Hoe heet: iemand van de laatste Sacramenten voorzien? [ZND 32 (1939)] || Iemand in een winkel bedienen. [ZND 35 (1941)]
III-3-1, III-3-3
|
18965 |
bedriegen |
bedriegen:
ook materiaal Leuv. lijst 21, vr 6a
bedreegen (L316p Kaulille)
|
bedriegen [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|