id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17573 | kruin | kruin: kroen (Kaulille) | de kruin van het hoofd (waar het haar draait) [ZND 29 (1938)] III-1-1 |
26081 | kruipalen | kruipalen: krøjpø̄l (Kaulille) | De rondom de molen in de grond geplaatste, korte houten, stenen of ijzeren palen, waaraan de kruikettingen of kruitouwen worden vastgemaakt. [N O, 30e; A 42A, 59; monogr.] II-3 |
26587 | kruipen | kruipen: krūpǝ (Kaulille) | Het langzaam lopen van de molen. [N O, 13f] II-3 |
17649 | kruis | kruis: kruu:s (Kaulille), krȳ.s (Kaulille), krȳs (Kaulille), n kruus, twie kruzer (Kaulille) | Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || Deel van het lichaam waar de bovenbenen samenkomen (mik). [N 109 (2001)] || Een kruis, twee kruisen. [ZND 29 (1938)] || Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14] I-11, I-9, III-1-1, III-3-3 |
26239 | kruisarmen | armen: ɛ̄rǝm (Kaulille), kruisarmen: krys˱ɛ̄rǝm (Kaulille) | De vier gekruiste balken in het midden van het aswiel. Zij zijn zodanig samengevoegd dat in het midden een vierkante opening gevormd wordt waarin de molenas bevestigd kan worden. Vgl. afb. 49 en 50. Zie ook de lemmata ɛarmenɛ en ɛkruisarmen van het spoorwielɛ. Het betreft daar onderdelen van respectievelijk de watermolen en de rosmolen.' [N O, 11d; A 42A, 9; N O, 11e] II-3 |
23203 | kruisbeeld | crucifix (<lat.): ’n krusifiks (Kaulille), lieveheer: ’n leeven hier (Kaulille) | Kruisbeeld. [ZND 22 (1936)] III-3-3 |
34081 | kruisbeen | kruisbeen: krȳsbiǝn (Kaulille) | Heiligbeen, os sacrum; één der beenderen van het bekken. Het is een driehoekig beenstuk, ontstaan uit de vergroeiing van vijf wervels. [N 3A, 110a] I-11 |
33551 | kruisbes | kroenzel: kroensel (Kaulille), kronsele (Kaulille) | kruisbes [ZND 16 (1934)] I-7 |
23314 | kruisprocessie | kruisprocessie (<lat.): kr^y.sprəsesi (Kaulille) | kruisen [RND] III-3-3 |
26823 | kruiwagen | kruiwagen: kru.wā.gǝn (Kaulille) | Kleine eenwielige kar met twee berries, waarmee hij door een mens voortgeduwd en soms ook getrokken wordt. Vaak is er op de berries een bak gemonteerd, waarvan de zijplanken soms afgenomen kunnen worden. Er bestaan echter ook kruiwagens zonder zijplanken en met enkel een hoge voorplank, waarbij de berries via scheien met elkaar verbonden zijn. Zie voor het onderscheid de lemmata bakkruiwagen, scheienkruiwagen en platte kruiwagen. De informant van P 214 merkt hierover op: een soort kruiwagens met planken bodem. Zijstukken kunnen naar believen opgezet of afgenomen worden". De kruiwagen wordt gebruikt voor het vervoer van kleine lasten, zoals bijvoorbeeld mest. Volgens de informant uit Q 77 werd de kruiwagen gebruikt "om allerlei materiaal (behalve cement, zand enz.) te vervoeren" Volgens de informant uit L 269 gebruikt men de kruiwagen wel om zand te vervoeren. De respondent uit L 377 vermeldt als mogelijke vrachten "zakken - ook ander goed (aardappelen, wortels, steenkolen)". Zie voor meer informatie ook de lemmata kruiwagen in wld II,4, in wld II, 8 en in wld II, 9 en steenkar in wld II, 8. [N 18, 97a; N G, 51; N 11, 28; RND, 129; Gwn 8, 1b; S 19; L 29, 4; L 16, 19a; L 1a-m; L 1u, 139; L 45, 14a; L B, 193; JG 1d; A 14, 14a; monogr.] I-13 |