e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

Gevonden: 3656
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
besteken: gelukwensen feliciteren: fill`s`taere (Kaulille), gelukwensen: eemend gelèkwinschen (Kaulille) Feliciteren. || Iemand besteken (ter gelegenheid van zijn naamfeest). [ZND 33 (1940)] III-3-2
bestendig weer vast (weer): vàst wēͅr (Kaulille) bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)] III-4-4
betalen betalen: ge moet geld genøg hemmen om mig te kunnen betalen (Kaulille), gè mot geld hebbe om te kunnen betoalen (Kaulille), ps. omgespeld volgens Frings.  bətālə (Kaulille) Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] III-3-1
beteuterd beteuterd: he stoont beteutert te kieke (Kaulille), hi stond betötərd (Kaulille), ook materiaal znd 32, 67  beteutert (Kaulille), betuterd (Kaulille), bətøtərd (Kaulille), juste doen of hij tot drie kan tellen: hij deed juste of hij ofu drie kon tellen (Kaulille) beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)] III-1-4
beteuterd kijken gelijk een klein kind staan: he stond doe gelik n klen kind (Kaulille), ook materiaal znd 32, 67  gelik ’n klein kind (Kaulille), kijken of hij geen drie kon tellen: ook materiaal znd 32, 67  of hij gee drie kon tellen (Kaulille) beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)] III-1-4
beton beton: bǝton (Kaulille) Een mengsel van cementspecie met een grove toeslag, bijv. grind, steenslag of bims, dat in bepaalde verhouding onder toevoeging van water wordt gemengd en tot een steenachtige massa verhardt. Een betonmengsel van één deel cement, twee delen zand en drie delen kiezel werd in L 321 een 'missing' ('meseŋ'), van 'missen' ø̄mengenø̄, genoemd. [N 30, 47a; N 30, 50; monogr.] II-9
beton storten beton gieten: [beton] gētǝ (Kaulille), storten: stǫrtǝ (Kaulille) De aangemaakte vloeibare beton in de bekisting gieten. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(beton)' het lemma 'Beton'. [N 30, 51c] II-9
betonhouw betonhaak: bǝtonhōk (Kaulille) Riek waarvan de twee tanden loodrecht op de steel staan. Het werktuig wordt gebruikt bij het maken van beton om de verschillende bestanddelen dooreen te mengen. Zie ook afb. 24. [N 30, 49; monogr.] II-9
betonijzer net: nē̜t (Kaulille), netwerk: nɛtwɛrǝk (Kaulille) Metalen staven die in het beton worden aangebracht. Beton dat op deze wijze is versterkt, kan beter de erop uitgeoefende buig- en trekspanningen opnemen. De afzonderlijke staven van betonijzer noemde men in Q 83 'ijzers' ('ęjzǝrs'). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 51b] II-9
betonmolen betonmolen: [beton]mø̄lǝ (Kaulille), [beton]mø̜̄lǝ (Kaulille) Toestel dat wordt gebruikt bij het aanmaken van met name grote hoeveelheden betonspecie. De betonmolen bestaat uit een peer- of cilindervormige mengtrommel met een nuttige inhoud van 50 tot 1000 liter die door een een elektromotor of een verbrandingsmotor wordt aangedreven. In de mengtrommel zijn schoepen aangebracht die tijdens het ronddraaien van de trommel de betonspecie mengen. Boven de molen is een waterreservoir geplaatst waaruit de vereiste hoeveelheid water automatisch aan het mengsel wordt toegevoegd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 50; monogr.] II-9