e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nijdnagel nagelreen: nagelrein (Kaulille), nagəlrɛ:n (Kaulille) ik heb een nijdnagel (waar de huid langs de vingernagel inscheurt) [ZND 31 (1939)] III-1-2
niks waard niks waard: des niks weert (Kaulille), niets wärd (Kaulille) Dat is niets waard. [ZND 08 (1925)] || Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)] III-3-1
nok vorst: vǫrst (Kaulille) De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.] II-9
nok van de kleine spil spilletje: spilǝkǝ (Kaulille) Het vierkante bovenstuk van de kleine spil dat bij vast werk in het rijngat valt. Zie ook afb. 62 en de toelichting bij het lemma ɛkop van het staakijzerɛ.' [N O, 16b; A 42A, 22] II-3
noodbed, kermisbed paljas: paljas (Kaulille, ... ) noodbed, kermisbed [ZND 40 (1942)] III-2-1
noot spie/spij: spi (Kaulille) Het blokje hout dat het bovenste uiteinde van het staakijzer in het spilgat van de ijzerbalk op zijn plaats houdt. Bij het loskoppelen van het staakijzer wordt de noot weggenomen. Zie ook afb. 61. [N O, 14k; N O, 14j] II-3
notariskosten schrijfgeld: ps. omgespeld volgens Frings.  sxrifgēͅlt (Kaulille) gelden die bestemd zijn voor de notaris i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen [ongelden, den bamis, onraad, herengeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
noten afslaan afslaan: aafslaan (Kaulille), afsloan (Kaulille) noten afslaan [ZND 36 (1941)] III-2-3
nylonkous nylonkous: neͅiloͅnkoͅusə (Kaulille) nylonkousen [N 24 (1964)] III-1-3
o.l.v.-hemelvaart halfoogst: half oest (Kaulille) Hoe heet bij u de feestdag van O.L.V.-Hemelvaart (15 augustus)? [ZND 17 (1935)] III-3-2