30040 |
betonzand |
grind:
grēnt (L316p Kaulille),
grove zand:
grōvǝ zant (L316p Kaulille),
maaszand:
mās˲zant (L316p Kaulille),
rijnzand:
ręjnzant (L316p Kaulille)
|
Grove, kiezelachtige zandsoort die wordt gebruikt bij de bereiding van beton. 'Maaszand' was volgens de invuller uit L 316 een grove zandsoort. Zie ook het lemma 'Metselzand'. [N 30, 48]
II-9
|
21516 |
betrappen |
pakken:
pakken (L316p Kaulille),
snappen:
snappe (L316p Kaulille),
traperen (<fr.):
trappeeren (L316p Kaulille)
|
betrappen [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
25106 |
betrekken (lucht) |
zich dichttrekken:
də loͅxt treͅktseg dext (L316p Kaulille)
|
dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18157 |
betten van een wonde |
baden:
baaien (L316p Kaulille),
bèje (L316p Kaulille),
uitwassen:
oetwasse (L316p Kaulille)
|
een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
22421 |
beugelen |
beugelen:
beug`le (L316p Kaulille),
buûg`le (L316p Kaulille)
|
het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22422 |
beugelring |
beugel:
beug`l (L316p Kaulille),
buûg`l (L316p Kaulille)
|
de ijzeren ring van de beugelbaan [beugel, poort, ring] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
18378 |
beugeltas |
beugeltas:
bügeltes (L316p Kaulille)
|
tas, sierlijke ~ met beugel die men s zondags op de overrok draagt [beugeltes] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24561 |
beuk |
beukenboom:
gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk
beukeboĕm (L316p Kaulille)
|
beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)]
III-4-3
|
20786 |
beurs, overrijp |
murg:
mərg (L316p Kaulille),
murw:
murf (L316p Kaulille),
rijp:
rieëp (L316p Kaulille),
te rijp:
te riep (L316p Kaulille)
|
overrijp, murw [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|
20180 |
bevallen |
een kindje krijgen:
ö kinn’ke kriege (L316p Kaulille)
|
Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 115 (2003)]
III-2-2
|