e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raar, vreemd aardig: ook materiaal znd 19a, 003  aarig (Kaulille), vreemd: dei is hie vreemt (Kaulille) Die is hier vreemd. [ZND 08 (1925)] || zonderling, vreemd [ZND 01 (1922)] III-1-4
raat raat: (mv)  rō.tǝ (Kaulille) Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.] II-6
radijs radijsje: radieske (Kaulille) [ZND 41 (1943)] I-7
radmaker radermaker: rārmākǝr (Kaulille), radmaker: rātmākǝr (Kaulille) Vakman die gespecialiseerd is in het maken van houten wielen voor karren en wagens. Reparaties aan de houten wielen konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Kaulille (L 316), Neeroeteren (L 368), Maaseik (L 372), Opoeteren (L 415), Meldert (P 45), Duras (P 115), Ulbeek (P 121), Hoepertingen (P 188), Waasmont (P 211), Veldwezelt (Q 91), ɛs-Herenelderen (Q 168). De metalen onderdelen voor de kar- en wagenwielen, zoals de wielbanden en de asbus werden vaak door de lokale smid geleverd. Hij voerde daar ook reparaties aan uit. Dit laatste was volgens informatie van de zegslieden het geval in Heppen (K 316), Beringen (K 358), Neerpelt (L 312), Bocholt (L 317), Gruitrode (L 366), Neerglabbeek (L 367), Ulbeek (P 121), Sint-Truiden (P 176), Hasselt (Q 2), Genk (Q 3) en Neerharen (Q 96c). Zie verder ook de paragraaf over de vaktaal van de karsmid in wld II.11, pag. 128-139.' [N G, 1b; N G, 2; L 34, 18; monogr.] II-12
rafel fralie: fralie⁄s (Kaulille), rafel: rafelen (Kaulille), rafels (Kaulille, ... ) Rafels. Hoe noemt men de rafels die afhangen aan zeer versleten kleren ? [ZND 41 (1943)] III-1-3
rafelen rafelen: Spelling: <`> = sjwa.  reif`le (Kaulille) Rafelen. Aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, reffelen, rieffelen, rufelen] [N 114 (2002)] III-1-3
ragebol spinnenwebbenborstel: spenəwɛbəboͅrstəl (Kaulille) borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
rails rails (<eng.): rails (Kaulille), richels: richels (Kaulille) rails [ZND 41 (1943)] III-3-1
rammelaar mannetje: thans ook gebruikt  mɛnəkə (Kaulille), rammeltje: ramm`lke (Kaulille), [Vgl. pag. 134: rónglke, met afbeelding].  ramm`lke (Kaulille), rekel: ouder  rēͅkəl (Kaulille), rongeltje: [Met afbeelding].  róng`lke (Kaulille) het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater] [N 112 (2006)] || Rammelaar (baby). || rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1, III-3-2
rammelkar schokselkar: sxoksǝlkē̜r (Kaulille) Kar die veel lawaai maakt. [N 17, 92] I-13