id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18280 | werkdaagse hoed | `s werkdaagse hoed: mien ’s werkdaagsen hood (Kaulille) | mijn werkdaagse hoed [ZND 08 (1925)] III-1-3 |
21486 | werkdag | werkdag: mien ’s werkdaagsen hood (Kaulille) | mijn werkdaagse hoed [ZND 08 (1925)] III-3-1 |
21604 | werkdag, weekdag | werkdag: werkdaag (Kaulille) | werkdag [ZND 08 (1925)] III-3-1 |
19132 | werken | werken: wirəkə (Kaulille) | werken [RND] III-3-1 |
33336 | werken op de boerderij | labeuren: labø̜̄rǝ (Kaulille), schommelen: sxomǝlǝ (Kaulille) | Ook te verstaan als het doen van huishoudelijk werk in het boerenbedrijf. De belangrijkste termen in taalgeografische zin zijn ongetwijfeld schommelen en keuteren; deze zijn dan ook in kaart gebracht; vergelijk nog de behandeling van schommelen in Goossens 1963b. De op Nederlandse bodem ontstane afleiding labeuren van het Franse leenwoord labeur is in de semasiologische kaart 5 ondergebracht. Verreweg het grootste deel van de andere opgaven zijn expressief geladen uitdrukkingen met velerlei connotaties voor "hard werken, zich afsloven" in het algemeen. [JG 1b; L 8, 149, S 47; monogr. add. uit N 5A, 95a; L 37, 11c] I-6 |
29932 | werkjasje | jasje: jɛskǝ (Kaulille) | De kiel die men in L 321 kende, reikte tot even over de heupen, was hoog gesloten en had een klein, staand boordje en twee opgestikte zakken. Het jasje was vervaardigd van lichtbruine 'pilo' ('pi`lo'), een stof die volgens de zegsman gauw vaal werd. [N 30, 5b; monogr.] II-9 |
18574 | werkkleren | kwade boks: Spelling: <`> = sjwa. kaoj bóks (Kaulille), kwade jas: Spelling: <`> = sjwa. kaoje jas (Kaulille), kwade pullover: Kaoj bóks, kaoje jas, kaoje ploov`r enz. Spelling: <`> = sjwa. kaoje ploov`r (Kaulille), werkboks: Spelling: <`> = sjwa. wèrr`kbóks (Kaulille) | Werkkleren. De kleren die men draagt als men klusjes doet. [N 114 (2002)] III-1-3 |
18305 | werkschoen | ploegschoen: plōXsXōən (Kaulille), vaarschoen: vārsXōən (Kaulille), werkschoen: werəksXōən (Kaulille) | ploegschoenen [bow-, werkschoon] [N 24 (1964)] III-1-3 |
25445 | werveluitsteeksels losmaken | wervels lossnijden: wēǝrvǝls losnīǝn (Kaulille) | De werveluitsteeksels losmaken om de ribben dikker te laten lijken. [N 28, 92] II-1 |
25135 | wervelwind | wervelwind: weͅrvəlwént (Kaulille) | wervelwind [hauwmauw, remouw, hauw, ow, mouwmeuke, windroes] [N 22 (1963)] III-4-4 |