e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

Gevonden: 3656

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
abuis abuis: ge hèt abuuz (Kaulille), ook materiaal znd 19a,6  ge hèt abuus (Kaulille), mis: da`s mis (Kaulille), des mis (Kaulille), dès mis (Kaulille) abuis [ZND 01 (1922)] || Dat is mis. [ZND 38 (1942)] || Ge zijt abuis (= ge vergist u). [ZND 19 (1936)] III-1-4
accijnsgewicht passavant: pazavaŋ (Kaulille) Het gewicht van een te slachten rund, zoals dat bij de belastingdienst moet worden aangegeven. [N 28, 1] II-1
achterdocht achterdocht: ich hauw gin achterdōcht (Kaulille), ook materiaal van vr.lijst 32, vr. 44  ich hauw gèn achterdōcht (Kaulille), kwaad denken: ik kon geen kaod dinken (Kaulille), kwaaddenken: ook materiaal van vr.lijst 32, vr. 44  ik kon geen kaod dinken (Kaulille) achterdocht [ZND 01 (1922)] || ik had geen achterdocht (ik vermoedde geen kwaad) [ZND 32 (1939)] III-1-4
achterhaam achterhaam: axtǝrhām (Kaulille) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achterhoofd bolles: boel`s (Kaulille) Achterhoofd (achterkop, bol(les)). [N 109 (2001)] III-1-1
achterklauw vers: vars (Kaulille) Achterste deel van de hoef. [N 3A, 119c] I-11
achterknie hak: hak (Kaulille) Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9
achternaafband reep: riǝp (Kaulille) De ijzeren band om het achtereinde van de naaf, aan de kant van de wagen. De achternaafband is doorgaans smaller dan de muilband. Zie ook afb. 214. [N G, 43d; N 17, 60b; Vld.] II-11
achterschijf stootring: stuǝtreŋk (Kaulille) Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen de naaf en de stootring van het asblok. De achterschijf verhindert dat er tijdens het rijden vet of smeer verloren gaat en vuil de naafbus kan binnendringen. Woordtypen met als tweede lid het woord -ring komen ook voor in het lemma ɛstootringɛ (WLD I.13).' [N G, 50a; N 17, 56; JG 1b, add.] II-11
achteruit hup-terug: høp trøk (Kaulille) Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.] I-10