e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Keent

Overzicht

Gevonden: 1396
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dier, beest dier: deer (Keent) dier III-4-2
dikke hakken dikke hakken: dekǝ hakǝ (Keent) Verdikking aan de achterkant van het spronggewricht tengevolge van vochtophoping, die kan ontstaan door trappen, stoten of slaan tegen harde voorwerpen. Het is duidelijk merkbaar als men het achterbeen van opzij bekijkt. Zie afbeelding 17 en 18. [N 8, 90d, 90e, 90f, 90h en 90j; monogr.] I-9
dinsdag dinsdag: (meervoud: dieënsdige).  dieënsdig (Keent), (meervoud: dieënzige).  dieënzig (Keent), BNO.  deenzig (Keent), deênsdig (Keent) dinsdag III-4-4
dissel distelboom: destǝlbau̯m (Keent) Een (korte of lange) boom of balk die aan het voorste asblok van de driewielige kar, de boomwagen of de wagen bevestigd is. De bespanning van de paarden wordt aan deze balk bevestigd. Naargelang de lengte onderscheidt men de korte of kromme dissel (meestal te vinden bij de driewielige kar en de boomwagen), waaraan ten hoogste twee paarden ingespannen konden worden en de lange dissel (meestal te vinden bij de wagen), waaraan twee of meer paarden ingespannen konden worden. De woordtypen die via een attribuut √©√©n van deze twee disseltypen aanduiden zijn samengebracht op het einde van het lemma. [N 17, 44a + 50b; N G, 70i-j; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b; A 27, 19 + 21 + 22a; Lu 5, 19 + 21 + 22a; Wi 15; R 3, 93; L 33, 32; monogr.] I-13
dode dode: doeëje (Keent), lijk: liêk (Keent) dode III-2-2
doen doen: dôon (Keent) doen III-1-4
dom stom: stóm (Keent) dom III-1-4
domme man achterover: achteroeëver (Keent), klotskop: klotskop (Keent), lomperik: loómperik (Keent), stomme achterover: stómmen achteroeëver (Keent), stommerik: stómmerik (Keent) dom persoon || dommerik (fig.) || stommeling, domoor || stommerd III-1-4
domme vrouw dreet: dreêt (Keent) domme vrouw III-1-4
donderbeestje donderbeestje: dônderbieësje (Keent), knozeltje: knuûzelke (Keent) donderbeestje || onweersbeestje III-4-2