e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Keent

Overzicht

Gevonden: 1396
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
durven durven: dörve (Keent) durven III-1-4
dwarsdrijver warsdrijver: waersdriêver (Keent), warskop: waerskop (Keent) dwarsdrijver || weerbarstig persoon III-1-4
dweil dweil: dwɛ̄l (Keent) dweil III-2-1
dweilen dweilen: dwɛlə (Keent) dweilen III-2-1
echtgenoot baas: baas (Keent), mens: mins (Keent) baas, echtgenoot || echtgenoot III-2-2
eekhoorn eekhoorntje: eikuûrke (Keent), vlooienbok: spottend, figuurlijk  vloeëjebók (Keent) eekhoorntje III-4-2
een dak beschieten beschieten: bǝsxētǝ (Keent) Een houten beschot op de gordingen aanbrengen. [N 54, 174b; monogr.] II-9
een verkoudheid hebben een kou opgelopen hebben: ich heb ein kouj opgelaope (Keent), een kou te pakken hebben: ich heb ein kouj te pakke (Keent), het te pakken hebben: ich heb t te pakke (Keent) Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)] III-1-2
een veulen werpen veulen: vø̄lǝ (Keent) Als de weeën toenemen, gaat de merrie liggen. De geboorte begint, als de vliezen breken en het vruchtwater wegloopt. [JG 1a, 1b; N 8, 52] I-9
een zandbad nemen kotelen: kūtǝlǝ (Keent), kuilen: kulǝ (Keent) Met de vleugels een zandbad nemen in de zonneschijn, gezegd van kippen. [N 19, 61b; A 28, 13a; A 28, 13b; Lu 6, 13a; Lu 6, 13b; monogr.] I-12