e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Keent

Overzicht

Gevonden: 1396
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grote schoonmaak grote poets: gruətə puts (Keent) grote schoonmaak III-2-1
grote weegbree keukenblader: vroeger als verpakking, omhulsel van etenswaar  kookeblaar (Keent), weegblader: mv.  weekblaar (Keent) weegbree || weegbree, grote — III-4-3
guur, kil en schraal weer grillig (weer): grellig (Keent), kildig: keldjig (Keent), schraal (weer): schraol (Keent) guur, kil || schriel, schraal, koud en droog III-4-4
haag heg: hęk (Keent) Omheining van levend hout ter afpaling van een erf of een stuk land. Men kent verschillende soorten hagen onder andere beukenhaag, elzenhaag, ligusterhaag, meidoornhaag, taxushaag en vlierhaag. [N 14, 62; RND 20; Wi 9; S 13, add.; Vld.; A 25, 4a; L 1a-m; L B2, 279; JG 1b, add.; L 32, 45; monogr.] I-8
haagappel meelbeertje: rode bessen van de meidoorn  maelbieërkes (Keent) meidoornbes III-4-3
haagbeuk heggenteer: heggeterre (Keent) haagbeuk III-4-3
haagwinde heggenbloem: hegkebloom (Keent), pispotje: convolvulus sepium  pispötjes (Keent), slaapmutsje: slaopmötske (Keent) haagwinde III-4-3
haan koekeloeris: kukǝlūres (Keent) Het mannetje van de hoenderen. [N 19, 39; A 39, 3c; A 6, 1a; A 2, 30; L 7, 27; L 14, 19; L 26, 17; L 1a-m; JG 1a, 1b; Wi 13; Wi 17; Gwn 5, 15 add.; Vld.; monogr.] I-12
haas haas: haas (Keent) haas III-4-2
haast hebben heksen: hekse (Keent), jagen: jaage (Keent), zich haasten: zich haoste (Keent), zich spoeden: zich speuje (Keent) haasten, spoeden || snel iets doen, zich haasten || zich haasten || zich spoeden III-1-4