32381 |
heulbank |
holbank:
hōlbaŋk (L318a Keent)
|
Een houten stellage, meestal vervaardigd uit een boomstam, waar in het midden een verdieping is aangebracht waarin de te bewerken klompen met behulp van stukken hout kunnen worden vastgezet. De klompen wijzen daarbij met hun voorzijde schuin naar beneden. Zo kan de klompenmaker bij het uithollen van de binnenzijde van de klompen meer kracht kan zetten. Zie ook afb. 237. Aan de zijkant van de heulbank zijn vaak twee houten pennen aangebracht waarin de messen en boren die bij het heulen worden gebruikt, vastgezet kunnen worden wanneer ze gewet dienen te worden. Zie ook het lemma ɛwettoppenɛ.' [N 97, 14a; A 29, 2; A 29a, 5a; monogr.]
II-12
|
31609 |
hoefmes |
renet:
rǝnɛt (L318a Keent
[(kromgebogen mes voor het verwijderen van overtollige hoorn alvorens een paard een nieuw hoefijzer onder te leggen)]
)
|
Het mesachtige werktuig waarmee de paardenhoef wordt bijgesneden en gereinigd alvorens het nieuwe hoefijzer wordt geplaatst. Zie ook afb. 228. Invullers uit L 165 en L 213 gebruikten een tang om hoorn van de hoef af te knippen. [JG 1a; JG 1b; N 33, 363-365; monogr.; N 33, 181]
II-11
|
24324 |
hommel |
hommeltje:
mv.
hummeltjer (L318a Keent)
|
hommel
III-4-2
|
19784 |
hond |
duuk:
duuk (L318a Keent, ...
L318a Keent),
hond:
hoónt (L318a Keent, ...
L318a Keent)
|
hond
III-2-1
|
19782 |
hondenhok |
hondskooi:
hoŋskuəi̯ (L318a Keent)
|
hondenhok
III-2-1
|
20767 |
hoofdkaas |
hoofdkaas:
huidkiès (L318a Keent),
Huitkieës met broeët
huitkieës (L318a Keent)
|
hoofdkaas [DC 30 (1958)] || zult
III-2-3
|
19654 |
hoofdkussen |
kopkussen:
koͅpkøͅsə (L318a Keent)
|
hoofdkussen
III-2-1
|
18059 |
hoofdpijn |
koppijn:
koppien (L318a Keent)
|
hoofdpijn [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
32910 |
hooi harken |
scharren:
šɛrǝ (L318a Keent)
|
Het werken met de houten hooihark, zwelen. Zie ook de lemma''s over het bijeenwerken van de rijen en de huikelingen in de volgende paragraaf. Het object van de werkwoorden is steeds "het gemaaide gras", "hooi . Voor de fonetische documentatie van het woordtype hooien zie het lemma ''hooien''. [JG 1a, 1b; A 28, 1d; Lu 6, 1d]
I-3
|