e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Keent

Overzicht

Gevonden: 1396
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
molenaar muller/mulder: mø̜ldǝr (Keent) [N O, 40a; A 42A, 49; JG 1a; JG 1b; l 1a-m; S 24; Wi 53; Sche 7; Vds 264; Jan 285; Coe 234; Grof 261; monogr.; Vld] II-3
molenmaker molenmaker: [molen]mę̄kǝr (Keent) Vakman die grote herstelwerkzaamheden aan de molen uitvoert en nieuwe stenen inzet. In l 289 wordt het woordtype molenmeester ook gebruikt voor een ɛmolenbouwerɛ. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [A 42 A, 50; Sche 8; Jan 288; Coe 242; Grof 273; A 42 A, 50 add.; monogr.] II-3
monnikskap papenmuts: mv. aconitum  paapemötse (Keent) monnikskap III-4-3
mopperen brommen: brómme (Keent), grauwelen: grouwele (Keent), grommelen: groomele (Keent), grommen: grómme (Keent), knoteren: knoeëtere (Keent), knuuëtere (Keent), snoteren: snoeëtere (Keent) brommen || mopperen || mopperen, zeuren III-1-4
morel, zure kers morel: merel’le (Keent) morellen soort kersen I-7
mortel spijs: spīs (Keent) Een mengsel van gebluste kalk of cement, zand of tras en water. Het wordt gebruikt om bij het metselen de stenen tot een samenhangend, vast geheel te verbinden. De aard en de hoeveelheid van de grondstoffen bepalen het gebruik van de verschillende soorten mortels. Vgl. de volgende lemmata. (zie kaart) [monogr.; div.] II-9
mot mot: mot (Keent), mót (Keent) mot [DC 24 (1953)] III-4-2
motregen, fijne regen fiezelregen: feêzelraengel (Keent), motregen: motraengel (Keent), motreingel (Keent), muggenpis: mögkepis (Keent), stofregen: BNO.  stoôfraengel (Keent), stuifregen: stoeëfraengel (Keent), zever: zeîver (Keent) motregen, fijne regen || motregen, het motregent (regen met heel fijne druppels). [DC 30 (1958)] III-4-4
motregenen, licht regenen fiezelen: Opm. ook in de betekenis van: uit elkaar halen, zacht praten.  feêzele (Keent), miezeren: miezere (Keent), motregenen: motreigene (Keent), neetselen: neetsele (Keent), neetsele, ’t neetselt (Keent), zeveren: zeîvere (Keent) miezelen, motregenen || motregen, het motregent (regen met heel fijne druppels). [DC 30 (1958)] III-4-4
mug mug: mök (Keent) mug III-4-2