19050 |
overtuigen |
overtuigen:
oeëvertuûge (L318a Keent)
|
overtuigen
III-1-4
|
24340 |
paaien |
gieten:
geete (L318a Keent)
|
kuitschieten
III-4-2
|
32375 |
paalmes |
blokmes:
blǫkmɛs (L318a Keent)
|
Het lange snijmes waarmee de klomp afgepaald wordt. Het blad van het mes kan recht of iets gebogen zijn. Het paalmes is aan één kant van een handvat voorzien en aan de andere kant van een haak. Met die haak is het mes scharnierend aan een kram verbonden, die op een houten blok, het snijpaardje, is vastgemaakt. De klompenmaker kan op deze wijze met één hand met het mes werken, terwijl hij met de andere hand de klomp vasthoudt die op het snijpaardje ligt. Zie ook het volgende lemma en afb. 236. [N 97, 13; A 29, 1; A 29a, 4a; A 29a, 15c; monogr.]
II-12
|
24222 |
paapje |
heitikje:
hejtitske (L318a Keent)
|
paapje
III-4-1
|
24859 |
paardebloem |
gal:
mv.
galle (L318a Keent),
kankerbloem:
kânkerbloom (L318a Keent),
kankerbussen:
mv., aangewend ter bestrijding van kanker
kânkerbösse (L318a Keent),
paardsbloem:
paersbloom (L318a Keent)
|
paardebloem
III-4-3
|
24482 |
paardekastanje |
kastanjel:
kestaanjel (L318a Keent)
|
kastanje
III-4-3
|
24546 |
paardezuring |
strontblad:
rumex obtusifolius
stroóntblaat (L318a Keent)
|
ridderzuring
III-4-3
|
24362 |
pad |
zwelpad:
zwelpet (L318a Keent)
|
pad
III-4-2
|
24534 |
paddestoel (alg.) |
paddenkaas:
peddekiës (L318a Keent)
|
paddestoel
III-4-3
|