30325 |
bovenlicht |
overlicht:
overlicht (Q255p Kelmis)
|
Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.]
II-9
|
17618 |
bovenlip |
overlip:
ooverlép (Q255p Kelmis)
|
bovenlip [N 10b (1961)]
III-1-1
|
20807 |
braadworst |
braadworst:
brótwôôsj (Q255p Kelmis)
|
braadworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
18953 |
braaf |
braaf:
het kénk és braaf (Q255p Kelmis),
lief:
het kénk és lééf (Q255p Kelmis)
|
braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)]
III-1-4
|
24501 |
braambes |
bramelen:
broͅmələ (Q255p Kelmis)
|
braam(bessen) [RND]
III-4-3
|
33295 |
braambessen |
bramelen:
bromǝlǝ (Q255p Kelmis)
|
Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c]
I-5
|
20788 |
braden |
braden:
met hoedje ô op de o
vleesch brōne (Q255p Kelmis)
|
vlees braden en vlees bakken [ZND 22 (1936)]
III-2-3
|
18034 |
braken |
braken:
brèèjke (Q255p Kelmis),
kotsen:
kotse (Q255p Kelmis),
overgeven:
över jève (Q255p Kelmis)
|
overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19860 |
branden |
berren:
bɛə.nə (Q255p Kelmis),
brennen:
(men roept) ǝt bręnt (Q255p Kelmis)
|
branden [ZND 01 (1922)] || Waarschuwingsroep bij het branden van de lont als teken dat de explosie spoedig zou komen. [monogr.]
II-4, III-2-1
|
19635 |
brandhout |
gelachterhout:
jəlātərhōt (Q255p Kelmis, ...
Q255p Kelmis),
klein hout:
klē hōt (Q255p Kelmis, ...
Q255p Kelmis),
kleinhout:
klee hoot (Q255p Kelmis)
|
[ZND 22 (1936)]brandhout [ZND 01 (1922)] || brandhout; klein hout voor de kachel [ZND 22 (1936)]
I-7, III-2-1
|