17570 |
hoofd |
kop:
kop (Q255p Kelmis, ...
Q255p Kelmis)
|
[N 10 (1961)]hoofd [N 10b (1961)]
III-1-1
|
17571 |
hoofd (spotnamen) |
bolles:
bölles (Q255p Kelmis),
knolkop:
knollkop (Q255p Kelmis)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
27182 |
hoofdmijngang |
hauptstol:
hōpštol (Q255p Kelmis),
hauptstrek:
hōpštrek (Q255p Kelmis)
|
Brede mijngang die van de schacht uit vertrok en naar de ertslaag leidde. [monogr.]
II-4
|
27231 |
hoofdopzichter |
oberstijger:
ōbǝrštī-jǝr (Q255p Kelmis)
|
De hoogste rang bij het personeel dat toezicht hield. [monogr.]
II-4
|
22164 |
hooi |
hooi:
h˙ø̜i̯ (Q255p Kelmis)
|
Gemaaid en op het veld drogend of gedroogd gras. In de klankkaart is de klankkleur (eerst velair, dan palataal) en de lengte van de klinker aangegeven; korte klinkers hebben een toevoeging aan het symbool. De aan- en afwezigheid van de j-klank is niet in kaart gebracht, maar uit de varianten in het lemma zelf af te lezen; per aangegeven klankkleur en lengte staan steeds de diftongen vooraan. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht. [N 7, 58; N 14, 88b en 128a; JG 1a, 1b; A 10, 17 en 20; A 16, 1-4; L 1 a-m; L 27, 17; L 34, 70; L 38, 35-36; RND 122; Wi 52; S 14; R (s]
I-3
|
27150 |
hoop erts |
hoop:
hōp (Q255p Kelmis)
|
Hoop erts op de opslagplaats. [monogr.]
II-4
|
17733 |
horen |
horen:
huuwre (Q255p Kelmis)
|
horen [N 10b (1961)]
III-1-1
|
27181 |
horizontale mijngang |
stol:
štol (Q255p Kelmis),
strek:
štrek (Q255p Kelmis)
|
Het woordtype "strek" werd voornamelijk gebruikt voor een horizontale gang waarin niet geproduceerd werd maar die als verbindingsweg fungeerde. Het woordtype "stol" daarentegen was meer van toepassing op een uitgehouwen mijngang. [monogr.]
II-4
|
27504 |
houtblokje |
klots:
kløtš (Q255p Kelmis)
|
Een blokje hout van ongeveer 15 cm dat men in de winter voor de kachel mocht meenemen. [monogr.]
II-4
|
22183 |
houtduif |
wilde duif:
wél doef (Q255p Kelmis)
|
houtduif (41 grootste en bekendste van het stel; wit aan nek en vleugels; broedt overal in bossen en tegenwoordig ook in dorp en stad; vaak in grote troepen [N 09 (1961)]
III-4-1
|